matisering. In deze context is het duidelijk dat het
gaat over toepassing van „computers" in de ruimste
betekenis van het woord en dat is vandaag de dag
nogal wat. De grote verscheidenheid in automati-
serings-gereedschap brengt met zich mee dat de be
tekenis van het woord automatiseren ook niet meer
zo eenduidig is als vijftien jaar geleden. Bekijken we
de rol die computers kunnen spelen binnen het
eerder genoemde samenspel van taken en gereed
schappen dan kan de computer zo ingezet worden
dat hij bij gelijkblijvende taken van b.v. een vast
goedsysteem, de plaats inneemt van eerder gebruikte
gereedschappen of menselijke handelingen. Zo ge
zien is de computer gewoon een volgende stap in
het mechaniseringsproces, hetzij binnen administra
tieve hetzij binnen technische processen, dat al
honderd jaar aan de gang is. Er is alleen vei schil
ten aanzien van de door het systeem gebruikte
middelen. Historisch gezien waren de eerste com
putertoepassingen binnen organisaties van dit type,
en ook op het moment zijn ze nog verreweg in de
meerderheid. Ook binnen bestaande vastgoed
systemen zijn er een groot aantal handelingen en
procedures die op gelijke wijze met behulp van com
puterapparatuur verricht of geproduceerd kunnen
worden.
Er is ook een andere wijze om computers in te
zetten. Vergeleken met de stukjes organisatie of de
gereedschappen welke zij vervangen hebben com
puters hun eigen specifieke eigenschappen, die hun
in staat stellen binnen het evenwicht dat er bestaat
tussen taak en middelen, wensen en mogelijkheden,
een meerwaarde te realiseren ten opzichte van het
niet-geautomatiseerde systeem.
De vraag is niet meer hoe bij constante taken of
doelstelling van het systeem de interne organisatie
veranderd kan worden, maar welke taken nu wel
uitgeoefend kunnen worden die eerst buiten het
bereik van de mogelijkheden lagen, met andere
woorden de doelstelling wordt niet langer als con
stant aangenomen. De eigenschappen van de com
puter die hierbij beschouwd moeten worden zijn z'n
snelheid, z'n opslagcapaciteit en vooral de laatste
tijd z'n communicatiemogelijkheden.
Het is deze tweede opvatting van automatiseren
waar we in dit artikel van uit gaan. De rechtvaardi
ging van deze opvatting ligt opgesloten in het verder
verloop van dit betoog.
Automatiseren vanuit deze tweede opvatting vereist
een wijder blikveld dan het eerder genoemde mecha
niseren. Immers niet alleen de interne organisatie
van b.v. een vastgoedsysteem is ter discussie maar
ook zijn doelstellingen. Naast de interne factoren
zijn er nu externe factoren waarmee rekening ge
houden moet worden. De gevolgen hiervan zijn
meer randvoorwaarden, meer interacties tussen deze
factoren, kortom het systeem waar rekening mee
gehouden moet worden bij eventuele automatisering
wordt een stuk complexer.
De vraag kan gesteld worden of we behoefte hebben
aan deze vergroting van complexiteit, vooral waar
we de complexiteit van het zo genoemde mechani
seren nauwelijks baas kunnen.
Hiertoe gaan we eerst in detail bekijken welke fac
toren bij automatiseren van vastgoedsystemen een
rol spelen en met welke randvoorwaarden rekening
gehouden moet worden. Een deel van deze rand
voorwaarden kan afgeleid worden uit de eigenschap
pen van vastgoedsystemen, een ander deel is afge
leid uit de ervaring die is opgedaan met computer
gebruik in het algemeen en waarvan aangenomen
kan worden dat ook vastgoedsystemen ermee te
maken krijgen.
Om in het complexe gebeuren van een in zijn om
geving functionerend vastgoedsysteem enige struc
tuur aan te brengen (en daardoor hopelijk een eerste
bijdrage te leveren ter beheersing van de eerder ge
noemde complexiteit) onderscheiden we binnen dit
gebeuren vier organisatieniveaus:
1. de relatie van het vastgoedsysteem met zijn om
geving, m.a.w. welke taken verricht het, c.q. zou
het kunnen verrichten in groter verband;
2. de organisatie van de informatie binnen het
vastgoedsysteem, zowel de structuur als tech
nische procedures;
3. de organisatie van mensen en gereedschappen
inclusief de organisatorische procedure welke
nodig is om het geheel als vastgoedsysteem te
laten functioneren;
4. de organisatie die nodig is om het geheel van
wensen en mogelijkheden, doel en middelen
zoals geformuleerd in 1 t/m 3, op elkaar afge-
166
ngt 78