van deze structuren reflecteren zij zowel de eigen schappen van de computer alswel van de toepas singen waarvoor zij ontworpen zijn. Dit houdt in dat bij automatiseren telkens weer opnieuw de vraag gesteld moet worden of de gekozen data structuren geschikt zijn voor de specifieke toepas sing, vooral met betrekking tot de verwachte ont wikkelingen op lange termijn. Geconstateerd kan worden dat bij automatisering nog steeds de neiging bestaat vanuit het gereedschap te denken. Bovendien worden de datastructuren meestal als deel van het gereedschap opgevat. Uitgaande van het feit dat computers zo flexibel zijn dat ze verschillende soor ten datastructuren kunnen ondersteunen en dat daarentegen de toepassingen specifieke eisen stellen aan de datastructuren, dat de programmatuur be paald wordt door de datastructuur, en dat software op dit ogenblik duurder wordt dan hardware, is het zinniger bij automatisering de omgekeerde weg te bewandelen. Van toepassing naar datastructuur naar computer. Als illustratie nemen we de discus sies over de verschillende wijzen van geocoding en de vraag wat binnen een vastgoedsysteem het kleinste ruimtelijk data-element moet zijn. Deze vragen hebben slechts betekenis tegen de achtergrond van bepaalde historisch gegroeide data structuren. Uitgaande van andere mogelijke struc turen waren de vragen nooit gerezen. Met dit voor beeld willen we niet de zinnigheid van deze struc turen voor bepaalde toepassingen betwisten. We pleiten hier voor een kritische houding ten opzichte van de probleemstelling bij automatiseren. Wat ver meden moet worden is dat automatiseringsvraag stukken gesteld worden in termen van historische concepten die het probleem bij voorbaat onoplos baar maken. Dit punt zal in het verdere verloop van dit betoog wel vaker aan de orde komen. De structuur van de informatie in een vastgoed systeem wordt bepaald door de eisen die aan het systeem gesteld worden en de middelen die voor handen zijn. Beide veranderen en elk systeem dat wil overleven zal, zij het binnen marges, op deze veranderingen moeten inspelen. Gegeven de sleutel positie die datastructuren in het geheel innemen, verdienen deze een kritische beschouwing. De interne organisatie van het vastgoedsysteem Het derde organisatie-niveau dat randvoorwaarden levert bij de automatisering, omvat de combinatie van mensen, middelen en procedures, welke nodig zijn om binnen een meestal historisch bepaalde taak opvatting het vastgoedsysteem te laten functioneren. Door een aantal oorzaken is dit het niveau dat tot nu toe bij automatisering het meest in het oog springt. Het is tevens het meest turbulente niveau, niet in het minst vanwege de menselijke factoren die hier een rol spelen. Taakopvattingen (niveau één) plachten zeer statisch te zijn, de informatie waar de organisatie op drijft (niveau twee) dientengevolge ook en het vierde niveau hoeft daardoor ook niet expliciet aanwezig te zijn. De mensen die het systeem bemannen daarentegen zijn voortdurend in beweging. Zij worden ouder, wedijveren met elkaar, maken promotie, kortom op niveau drie is van alles aan de hand. De introductie van computers intensiveerde het hele gebeuren en verstoorde het bestaande evenwicht van mensen, gereedschappen en procedures. Dit kwam enerzijds doordat men binnen de statische taak stelling niet verder ging dan mechaniseren waardoor de computer regelrechte concurrent van menselijk handelen werd, in plaats van een welkom gereed schap dat het onmogelijke mogelijk moest maken. Anderzijds was de computer door z'n eigenschappen er de oorzaak van dat de geldende procedures en spelregels danig op z'n kop gezet werden. Om dit laatste toe te lichten is het noodzakelijk om met betrekking tot die eigenschappen welke organisa torisch een grote rol gespeeld hebben, iets van de historische ontwikkeling in gedachten te roepen. Het fenomeen computer dat tot zeer recent het ge zicht van de automatiseringspraktijk bepaald heeft kenmerkt zich door een grote verscheidenheid in taken waarvoor het ingezet kan worden, een geringe variatie in verschijningsvormen en een hoge prijs. Een dergelijke combinatie van eigenschappen kan niet nalaten een centraliserende werking uit te oefenen in het materiële vlak, met alle sociaal- psychologische consequenties van dien. Ook op het personele vlak ontstond de neiging tot centralisatie en wel door het lage abstractieniveau waarop de ngt 78 169

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1978 | | pagina 13