78 tgn
relatie tussen de Ruilverkavelingswet en de WRO niet expli
ciet door de wetgever bepaald. Het gevolg is dat zowel langs
de facetlijn (WRO) als langs de sectorlijn (Ruilverkavelings
wet) afzonderlijk getracht wordt tot de noodzakelijke land-
recor.structie te komen. Daarbij wordt de coördinatie tussen
beide lijnen overgelaten aan de bestuurlijke capaciteiten van
Rijk, provincies en gemeenten.
In deze scriptie worden de oorzaken geschetst van het ge
brekkig functioneren van de Ruilverkavelingswet voor de uit
voering van het beleid, zoals dat is neergelegd in streek- en
bestemmingsplannen. Een uitbreiding van de WRO en de
invoering van een multisectorale landinrichtingswet moeten
leiden tot een snellere uitvoering en waarborgen dat de ver
antwoordelijkheid voor de diverse beslissingen duidelijker
wordt omlijnd. Daartoe is een voorstel uitgewerkt voor een
soepele procedure voor landinrichtingsprogramma's en
-plannen.
Tevens is aangegeven hoe deze plannen gebaseerd kunnen
worden op een uitgebouwd planologisch kader. Daarbij
staan het streekplan op provinciaal niveau en het bestem
mingsplan op gemeentelijk niveau centraal. Tenslotte wordt
aangetoond dat ook de aanwijzing van beheersgebieden en
de opstelling van beheersplannen in het kader van een land
inrichtingsprocedure kunnen worden uitgevoerd.
P. G. M. Mekenkamp
ENIGE ASPECTEN VAN DE
LANDHERVORMINGSPROBLEMATIEK
Samenvatting
Deze scriptie is een eerste oriëntatie op het gebied van de
landhervormingen in de Derde Wereld. Het is een literatuur
studie hetgeen betekent dat nagenoeg alle gegevens zijn ont
leend aan bestaande literatuur.
In het eerste hoofdstuk is getracht een zo objectief mogelijk
beeld te geven van de wereld van vandaag. Centraal staan de
bevolkingsgroei en het voedselvraagstuk. Verder komt aan de
orde de invloed van de technische ontwikkeling op de Derde
Wereld en de betekenis van de multinationals en de groot
grondbezitters.
In hoofdstuk 2 wordt de agrarische structuur in de Derde
Wereld nader ontleed.
Als gevolg van het onderkennen van bepaalde gebreken
waren verscheidene landen genoodzaakt landhervormingen
uit te voeren. In hoofdstuk 3 wordt uiteengezet wat hier
onder precies dient te worden verstaan e:i wat de motieven
waren, die aan de herstructureringsplannen ten grondslag
lagen.
Het opzetten van een efficiënte grondregistratie blijkt in na
genoeg alle ontwikkelingslanden een groot probleem. In
hoofdstuk 4 wordt in kort bestek de betekenis van grond-
registratie in relatie tot de landhervormingen beschouwd.
Een van de voornaamste motieven die pleit voor een efficiënte
grondregistratie is het verhogen van de rechtszekerheid. Om
dat met name in Afrika het gemeenschapsbezit nog veelvuldig
voorkomt verdient het punt van de rechtszekerheid een
nadere beschouwing. In hoofdstuk 5 wordt hierop ingegaan.
Begrippen als recht en wet blijken een geheel andere inter
pretatie te krijgen. Onderwerpen als de betekenis van het
gemeenschappelijk bezit en het individualiseringsproces
komen aan de orde.
In de hoofdstukken 6 en 7 worden de landhervormingsmaat
regelen belicht zoals ze zich hebben voorgedaan in respec
tievelijk India en Latijns-Amerika.
De literatuurlijst biedt in eerste instantie ruime mogelijk
heden voor verdere studie.
Verder is bijlage II een overzicht van de belangrijkste instan
ties in Nederland die over informatie m.b.t. de onderwerpen
in deze scriptie beschikken.
Thijs Philippa
DE WENSZITTING IN DE RUILVERKAVELING
Samenvatting
Er is nauwelijks diepgaand onderzoek verricht naar het
functioneren van de wenszitting en de plaats van deze in het
ontwerpproces t.b.v. het plan van toedeling.
De scriptie, die een inventariserend karakter draagt en waarin
enige probleemvelden worden gelokaliseerd, beoogt daartoe
een aanzet te zijn.
In de ruilverkaveling Oirschot-Best is een praktijkonderzoek
verricht.
Middels o.a. enquêtes zijn gegevens verzameld over de fasen
vóór en tijdens de wenszitting. Vóór de wenszitting zijn onge
veer 90 rechthebbenden geïnterviewd, die allen grond be
zitten en/of gebruiken in het relatienotagebied dat binnen
het ruilverkavelingsblok valt. Dit gaf een extra dimensie aan
deze fase in de ruilverkavelingsprocedure. De vragen die
werden gesteld betroffen in grote lijnen: de informatie die
men gelezen heeft vóór de wenszitting, de houding t.o.v. de
wenszitting en de mate waarin de eerste en tweede wens
voorbereid waren.
Tijdens de wenszitting werden de gesprekken op diverse
punten geanalyseerd. Deze punten betroffen in hoofdzaak:
de informatie die verstrekt werd, de wijze waarop de wensen
tot stand kwamen en de houding van de opgeroepenen t.o.v.
de wenszitting.
Tevens zijn onder meer vele gesprekken gevoerd met ambte
naren van het Kadaster die rechtstreeks betrokken zijn bij
wenszittingen in andere ruilverkavelingen.
De wenszitting, zoals deze doorgaans in Nederland plaats
vindt, kan als volgt omschreven worden: „Een procedure,
als onderdeel van het ontwerpen van een plan van toedeling,
waarbij de rechthebbenden de gelegenheid geboden wordt,
in samenspraak met de Plaatselijke Commissie en de daaraan
toegevoegde ambtenaren, de wensen t.a.v. hun eigendom of
gepachte gronden te doen registreren en eventuele andere
zaken aangaande de ruilverkaveling aan de orde te stellen."
Indien men de wenszitting als een vorm van inspraak wil
beschouwen, dan zal meer aandacht dienen te worden ge
schonken aan de voorlichting. Tevens dient men degenen, bij
wie de resultaten van het ontwerpen van een plan van toe
deling het meest voelbaar zullen zijn, meer te betrekken bij
het ontwerpproces van dit plan. Een voortschrijdende auto
matisering zou de mogelijkheid kunnen bieden de recht
hebbenden méér dan slechts éénmaal, zoals nu gebruikelijk
is, bij het ontwerpproces te betrekken.
B. Spigt
HET VERGELIJKEN VAN KROMMEN M.B.V.
SPLINEFUNCTIES BIJ
FOTOGRAMMETRISCHE DETAILMETING
Samenvatting
Mathematische splinefuncties vormen een steeds belangrijker
hulpmiddel voor approximatiedoeleinden. Ze zijn ontleend
aan de mechanische spline - een strooklat die zich volgens
minimale buigingsenergie langs zijn gewichten aanpast en een
continue richting en kromming heeft. Naar analogie van de
strooklat heeft de mathematische kubische spline 2 continue
afgeleiden. Om de spline dan eenduidig vast te leggen zijn
nog 2 randvoorwaarden nodig.
Het formulesysteem van de kubische spline is op 2 manieren
afgeleid. Het onderscheid tussen beide komt tot uiting in de
keuze van de onbekenden: in type I zijn de richtingen in de
steunpunten de onbekenden - het formulesysteem is in de
parametrische vorm afgeleid - terwijl type 2 de 2e afgeleiden
in de steunpunten als onbekenden heeft - hier is voor de niet
181