Totaal dienden 27 punten bezet te worden, be
staande uit 3 Hiranpunten (tevens punten van het
eerste-ordenet), 7 overige eerste-orde-punten en 17
nieuw te bepalen punten. De grootte van het gebied
waarover de metingen plaatsvonden is ongeveer
400 x 300 km.
Minimaal zijn 8 „simultane" passages nodig waarbij
de geometrie dusdanig is dat minstens 2 oost of west
worden waargenomen. Dit betekent dat normaal
per punt een bezetting van 48 uur ruim voldoende is
op de breedte van Suriname. Uit een testmeting in
Suriname uitgevoerd in december 1977 werd deze
theoretische verwachting bevestigd. Naast het basis
station werden drie mobiele ontvangers gebruikt.
De uitvoering nam +40 dagen in beslag doordat er
vertragingen optraden door een moeilijk te detec
teren foutenbron in één van de ontvangers waardoor
naderhand punten opnieuw bezet dienden te worden,
en door ongunstige overgangen in de beginperiode.
6.2 De toegepaste rekenmethode
Alle projecten werden berekend met het SAGA 111-
programma (SAGA Short Arc Geodetic Adjust
ment) ontwikkeld door Duane C. Brown.
De criteria die worden toegepast bij het filteren van
de waarnemingen zijn o.a.
A. Criteria voor het accepteren van een passage
a. „Majority vote" d.w.z. zich herhalende infor
matie in de door de satelliet uitgezonden
„message" moet overeenstemmen in minstens
twee van de twee-minuut-intervallen.
b. Een overgang moet minstens drie volledige
twee-minuut-intervallen bevatten.
c. Een overgang moet, eventueel gedeeltelijk, ge
lijktijdig op 2 of meer stations zijn waargenomen
(enkel waargenomen overgangen worden ver
worpen).
d. Een overgang moet minimaal 10° boven de hori
zon zijn waargenomen.
e. De interne tegenspraken in de Doppler-„afstan-
den" mogen een standaardafwijking van 0,20 m
niet overschrijden.
f. De correcties aan de Satelliet-ephemeriden mo
gen maximaal 100 meter zijn, behalve voor
satelliet nr. 20 waarvoor 150 m toelaatbaar is
(deze satelliet heeft een laag perigeum en wordt
dientengevolge aanzienlijk meer door „drag"
beïnvloed dan de andere satellieten),
g. Een overgang die één of meer aanzienlijk grote
afwijking(en) in de coëfficiënten van het fouten-
model veroorzaakt, wordt verworpen.
B. Criteria voor het accepteren per waarneming
a. Een te lage signaalsterkte (indicatie 0 of 1 in het
150 of 400 MHz kanaal) dient tot verwerping
van de waarneming zowel als van de vooraf
gaande en de volgende, ook als deze van een vol
doende signaalsterkte zijn.
b. Alle waarnemingen beneden een elevatiehoek
van 7° worden verworpen.
c. Een waarneming met een grotere correctie dan
0,30 m wordt verworpen.
De cumulatieve cycle count wordt omgezet in de
rechtstreekse afstand satelliet-ontvanger of in af
standveranderingen waarbij de oscillatorfrequenties
zowel van satelliet als ontvanger gedurende de
overgang aan lineaire drift onderhevig worden ge
dacht. Tevens worden afwijkingen in telling (initia
tion of cycle counting), afwijkingen in de satelliet
en ontvangerfrequenties, synchronisatie-afwij
kingen, afwijkingen in de frequentie-offset, afwij
king in een coëfficiënt voor het aanbrengen van de
troposferische refractie als grootheden in de ver
effening ingevoerd.
Vooraf worden de volgende correcties aangebracht:
a. twee frequentiecorrecties voor ionosferische re
fractie (in de JMR-1 door het instrument zelf in
rekening gebracht)
b. nominale correctie voor troposferische refractie
c. correctie voor de voortplantingssnelheid
d. correctie voor bijzonder relativistisch effect (ver
andering tijdschaal)
e. correctie voor algemeen relativistisch effect (ver
andering zwaartekracht).
Als stochastische grootheden worden naast de reeds
eerder genoemde ingevoerd de baanparameters van
de waargenomen satellieten en de coördinaten van
de waarnemende Doppler-ontvangers.
Het rekensysteem is dusdanig dat netten bestaande
uit honderden punten in één vereffening kunnen
worden berekend, terwijl deelnetten waarbij op bijna
ngt 79
31