Opmerking. De refractie-index in de ionosfeer is
kleiner dan 1. De fasesnelheid is dus groter dan de
snelheid in het vacuüm en de afstand L is korter
dan de geometrische afstand. Als r2 ru dus als de
satelliet zich van de ontvanger verwijdert, dan is
L2—L\ <r2 ri en wordt de correctie positief.
Als de satelliet de ontvanger nadert, is de correctie
negatief.
3.2 De correctie voor de troposferische refractie
De troposferische refractie kan volgens verschillende
modellen onafhankelijk worden berekend (Hopfield,
Saastamoinen, Yionoulis). De uitkomsten verschil
len in zeer geringe mate. Er kan worden afgeleid, dat
de correcties aan de afstand r van de ontvanger naar
de satelliet redelijkerwijze geschat kunnen worden
door de formules
Ard 2,278 x 10 3 P0 cosec (15)
en
Arw 20cosec E (16)
De correctie Ard (in meters) is onafhankelijk van de
dampspanning en de correctie Arw (in cm) is hiervan
afhankelijk. De druk P0 is gemeten op de plaats
van waarneming; E is de hoogte van de satelliet
boven de horizon. Ook worden de droge en natte
temperatuur gemeten. De totale correctie aan de
afstand r wordt dan
aangezien de optische afstand langer is dan de af
stand in het luchtledige.
In verband met het optreden van sin E in de noemer
van (15) en (16) worden waarnemingen op satellieten
verworpen wanneer E 15°.
In de literatuur [2], [3] en [4] worden nauwkeuriger
formules afgeleid dan (15) en (16). Het laatste
woord over de correctie voor de troposferische re
fractie is nog niet geschreven.
De correctie ANUOf aan de telling N wordt derhalve
ANtrop -f0(Ar2-ArXoP (18)
(in satellietentijd gemeten).
Opmerking. Omdat de refractie-index groter dan 1
is, is de optische afstand langer dan de meetkundige
afstand. Als r2 rl is het verschil van deze optische
afstanden groter dan r2—rl. Daarom is de correctie
positief als de satelliet de ontvanger nadert, en nega
tief als deze zich van de ontvanger verwijdert.
4 Het tellen van het aantal perioden N
4.1 De tijdmeting
Zoals reeds vermeld, geeft de satelliet iedere even
minuut een tijdsein. Dit twee-minuten-interval kan
worden onderverdeeld door secundaire tijdseinen
om de 4,6 seconden.
Het aantal perioden N, dat per tijdseenheid wordt
geteld is gelijk aan een geheel aantal malen, dat de
golf van de beatfrequentie de nullijn passeert in
positieve zin (fig. 4) aantal „zero crossings"). Zij
worden in de ontvanger bepaald met een elektro
nische teller, die gestart wordt door een pulse
komende van de elektronica die het tijdsein van de
satelliet opvangt. Er ontstaat derhalve een vertra
ging tussen de ontvangst van dit tijdsein en de daar
op volgende eerste zerocrossing van de beatfrequen
tie ten gevolge van de ruis in de elektronica van de
teller en die van de tijdseinontvanger samen. Bijge
volg kunnen bij het starten en het stoppen van de
telling 2 tot 3 perioden van een golflengte van 75 cm
(bepaald door de 400-MHz-golf) verloren gaan. Dit
kan worden ondervangen door een klok in de ont
vanger te plaatsen, die door de oscillator van de
wordt aangedreven.
Alle geodetische Dopplerontvangers zijn tegen
woordig van zo'n klok voorzien. De tijdsmarke-
ringen van deze klok worden bepaald door de
markeringen van de ontvangst van de satelliettijd
seinen. Het moment van de eerste zero crossing
hierna kan ook door deze klok worden aangegeven.
Het tijdsverloop moet onafhankelijk worden ge
meten. Men kan echter ook het maximum tijdsver
loop tussen de markering van het ontvangst van het
satellietentijdsein en de eerste zero crossing redu
ceren tot kleiner dan 0,5 psec zodat het onschade
lijk wordt (in fig. 4: t' tf.
De klok van de ontvanger moet nog gesynchroni-
A '".rop ~(Ard ArJ (17)
ngt 79
25