10 Nabeschouwing
In het voorgaande heb ik een zestal ontwerpen voor
de constructie van het projectiesysteem van een fo-
togrammetrisch instrument besproken, die alle ge
meen hebben, dat daarbij de fotografische plaat
horizontaal blijft bij de relatieve oriëntering. Hier
mee is het onderwerp natuurlijk niet uitputtend be
handeld, het is zeer aannemelijk dat op dit gebied
wel meer onderzoekingen gedaan zijn en ergens zul
len zich nog wel niet gepubliceerde studies bevinden.
Vooral de archieven van de fabrieken van foto-
grammetrische instrumenten zouden nog wel eens
interessant materiaal kunnen bevatten. Ik heb mij
ook al beperkt, door bijvoorbeeld niet de groep
Russische instrumenten met anamorfe (niet-con-
gruente) reconstructie van de stralenbundels te be
handelen en ook niet de Zeiss-Jena Stereotrigomaat
die daar weer mee verwant is. Ook ben ik voorbij
gegaan aan de SOM Poivilliers D, waarin enkele
elementen van de vlakke constructie voorkomen en
aan de Galileo Stereomicrometer waarin een bena
deringsoplossing van de ruimtelijke constructie
voorkomt bij wijze van grafische onthoeker.
Ter afsluiting wil ik dan nog wat filosoferen over de
redenen waarom een bepaald ontwerp wel of niet
gebouwd wordt.
In de eerste plaats is er een groot verschil of een uit
vinding door iemand gedaan wordt die vast aan een
fabriek verbonden is, of door een buitenstaander.
Fabrieken staan over het algemeen vrij huiverig
tegenover het aankopen van een patent. Helemaal
onbegrijpelijk is dat niet, zelfs indien een fabriek ge-
interesseerd is in een uitvinding ontstaat het pro
bleem dat de ontwerpafdeling zich moet gaan ver
diepen in een vreemde materie die waarschijnlijk
veel verschilt van hetgeen men gewend is. De totale
ontwikkelingstijd van een fotogrammetrisch instru
ment, die van idee tot presentatie naar buiten al gauw
vijfjaar kan gedragen, wordt er nauwelijks door be
kort. Dit mede omdat de uitvinding zich meestal zaï
zal beperken tot een gedeelte van het instrument en
dat de rest er omheen nog uitgewerkt moet worden.
Alvorens men zal investeren in een patent, zal men
verlangen dat er commerciële perspectieven bestaan
die de investering lonend maken. Voor een door een
buitenstaander aangeboden uitvinding is dat meest
al veel moeilijker te beoordelen dan voor een eigen
ontwerp dat men geleidelijk heeft zien ontstaan en
dat voldoet aan de eigen eisen van het bedrijf.
Uitzonderingen bevestigen de regel, Yzerman kwam
op het juiste ogenblik met het juiste idee bij Kern,
en omgekeerd wordt natuurlijk niet iedere fabrieks
ontwikkeling een commerciëel succes.
Over het algemeen echter is het voor de onafhanke
lijke uitvinder erg moeilijk om zijn ideeën gereali
seerd te krijgen.
Tot slot, wie interesse gekregen heeft voor het be
sproken probleem, er zijn nog vele varianten te be
denken en, voor wie overeen meccanodoos beschikt,
te bouwen. Wellicht zijn er ook nog wel praktisch
realiseerbare oplossingen te bedenken. Ik vrees ech
ter, dat de kans om nog een ontwerp volgens deze
principes gebouwd te krijgen uiterst klein is, niet in
de laatste plaats door het opkomen van de jongste
aanwinst op het gebied van de fotogrammetrische
instrumentatie: de analytische plotter, of computer
gestuurde stereocomparator. Een belangrijk con-
structiegegeven van dit type instrument is immers
dat de fotografische platen in een horizontaal vlak
blijven. Vooral hierom vond ik het toch nog ver
antwoord om, nu de digitale rekenmachine niet
meer weg te denken is, enkele bijzonder knappe
voorbeelden van mechanische analoge rekenmachi
nes naar voren, en deels uit de obscuriteit te halen.
Ik zou dit artikel dan ook graag als een hommage
willen beschouwen aan F. Goudswaard, H. Meyer
en H. Yzerman, wier werk de directe aanleiding tot
het schrijven was, maar niet minder aan J. Baboz,
F. Manek en H. Wild voor hun eveneens originele
bijdragen aan de fotogrammetrische instrumentatie
Fig. 24.
y-as
x-as
van de uit-
van Meyer.
Fig. 25.
Constructiedetail van de
uitvinding van Meyer.
ngt 79
45