öJ
Heeft de geodeet geen belangstelling voor het verleden?
9e jaargang no. 5, mei 1979
H. C. Pouls
Onlangs had ik het genoegen een studie van Ed Ta
verne te lezen over de stadsuitleg in de gouden eeuw
[1]. In dit boek waaraan elders in dit tijdschrift een
bespreking is gewijd [2], komt duidelijk naar voren
dat de landmeter ook vroeger al als planoloog werk
zaam is geweest. Het „Ter Inleiding" van dit boek
begint met de zin: „Het is opvallend hoe weinig we
eigenlijk van de meest gewone dingen weten." Een
zelfde gedachte komt bij je op wanneer je je reali
seert hoe weinig we weten over het werk van land
meters in vroeger tijden. Wat weten we over hun
meetmethoden, het instrumentarium en hun kennis
op het gebied van de wiskunde e.d.? Hoe komt het
dat tot nog toe vanuit de Nederlandse geodetische
wereld zo weinig belangstelling is getoond voor het
verleden van ons vakgebied en zijn beoefenaars?
Het werk van onze Nederlandse kartografen is te
recht wereldberoemd, de historische kartografie is
reeds lang een erkend studieterrein en er zijn talloze
publikaties op dit gebied verschenen. Daarnaast zijn
er heel wat tentoonstellingen geweest over oude
kaarten; bezoekt men zo'n tentoonstelling of bladert
men een catalogus door dan stuit men voortdurend
op kaarten van met name genoemde „Lantmeters",
„Ghesworen landmeters" en „Geadmitteerde Lant-
meeters". Nemen we als voorbeeld de catalogus van
de in 1953-54 gehouden tentoonstelling Eilanden en
Waarden in kaart en beeld [3], dan vinden we daarin
vermeld kaarten van de landmeters Jacob van De
venter 1540, Jasper Adriaensz 1549, Pieter Sluijter
1552, Jan Potter 1576, Jacob Coenraedtsz 1578, Cor
nells Jansz van Werven 1590, Jacob Cornelisz Kout-
ter 1608, Cornelis Lenaertsz Koutter 1625, Jacob
Sperwer 1639, Pieter Floris van der Sallem 1651,
Johannes Dou 1656, Matthijs van Nispen 1673, Abel
de Vries tweede helft 17e eeuw, Heyman van Dijck
1700, Nic. Cruquius ±1730, Melchior Bolstra
1764, Ant. Blanken en A. Goedkoop 1809 (De jaar
tallen hebben betrekking op het verschijnen van de
kaart). Op één tentoonstelling was het resultaat te
zien van metingen verricht door onze voorgangers
over een periode van ruim 2x/a eeuw, maar hoe deze
metingen verricht zijn, welke meetmethoden en welk
instrumentarium er toegepast werden daar is nauwe
lijks aandacht aan besteed. De historische kartogra
fie mag dan een erkend studieveld zijn, de studie over
de historie van de landmeetkunde (eerst in de 19e
eeuw kunnen we in ons land pas spreken over geo
desie) staat nog in de kinderschoenen.
In „De Geschiedenis der Kartografie van Neder
land" [4] is vrij veel interessants te vinden over de
landmeetkunde maar het is duidelijk dat hier geen
geodeten maar, in dit geval, archivarissen aan het
woord zijn. Technische details blijven oppervlakkig
en vaag. Ook in andere kartografische studies komt
de landmeetkunde ter sprake maar voortdurend
blijkt dat de schrijvers ondeskundig zijn op het ge
bied van de landmeetkunde. De informatie is veelal
een herhaling van wat reeds eerder gepubliceerd is,
terwijl daarnaast technische termen vaak onjuist
worden gebruikt of verkeerde benamingen aan in
strumenten worden gegeven, zelfs bij schrijvers
waarbij men het niet zou verwachten. Zo vinden we
bijvoorbeeld in het boek „Kaarten en kaartteke
naars" van Fockema Andreae en Koeman [5] een
afbeelding (afb. 1) uit een oud Nederlands landmeet-
kundeboek van Sems en Dou waarbij in de bege
leidende tekst gezegd wordt dat de illustratie be-
79
ngt 79
77