38. Johan Sems en Jan Pietersz. Dou. Illustratie uit het leerboek Practijck
des Lantmetens, uitgegeven door J. Janssonius te Amsterdam. 1610. Deze
illustratie heeft betrekking op het gebruik van het quadrant.
trekking heeft op het gebruik van het quadrant. Dit
is pertinent onjuist, weliswaar behandelen Sems en
Dou in hun boek het gebruik van het quadrant maar
deze illustratie heeft betrekking op het werk met
een soort planchet, wat ook in hun boek behandeld
wordt. De meettafel werd hierbij zowel in verticale
als horizontale stand gebruikt, wat duidelijk op de
afbeelding te zien is, men kan zelfs de drie poten van
het statief zien. Heeft Koeman, van oorsprong geo
detisch ingenieur hier een steek laten vallen of moe
ten we deze onjuistheid toeschrijven aan de andere
auteur van het boek? In het „Ten geleide" van dit
boek stelt Koeman aan de lezer de vraag zelf uit te
maken wie van ons wat geschreven heeft", in
dit geval heb ik het antwoord niet kunnen vinden.
Er zijn ook diverse publikaties verschenen over
landmeters uit het verleden, maar de meeste zijn ge
schreven door niet-vakgenoten. Naast biografische
gegevens bevatten deze studies gegevens over ver
vaardigde kaarten, aan de landmeetkundige aspec
ten wordt nauwelijks aandacht besteed. Uitzonde
ring hierop is de onlangs verschenen studie van Th.
W. Harmsen over Mattheus van Nispen [6]. Hierin
wordt een poging gedaan in te gaan op te toegepaste
meettechnieken. Bij het lezen van dit boek realiseert
de geodeet zich hoe moeizaam het is om uit de
schaarse gegevens iets af te leiden. De, bij mijn we
ten, enige andere auteurs, die vanuit de landmeet
kundige hoek aandacht hebben besteed aan de
meettechnische aspecten zijn Teeling in zijn artikel
over Van Breen [7]. Van Riel over de Rotterdamse
landmeter Pierre Ancelin [8] en niet te vergeten
Haasbroek [9, 10, II], Van Teeling is verder een
bijzonder interessante serie artikelen verschenen in
het Orgaan van Technische Ambtenaren van het
Kadaster in de jaren 1949, 1950 [12].
In het hiervoor genoemde boek van Taverne wordt
ook aandacht besteed aan de Leidse Ingenieurs
school, die in 1600 werd geopend. Duidelijk blijkt
hieruit de verwevenheid van het werk van de inge
nieur, de landmeter en de vestingbouwer en dat
brengt ons op een ander aspect van de landmeet
kunde n.l. het uitzetten. Wanneer je nu een lucht
foto ziet van bijv. de vesting Naarden, dan vraagje
je als geodeet toch onwillekeurig af hoe ze dat ruim
drie eeuwen geleden zo keurig symmetrisch hebben
kunnen uitzetten. In het enige jaren geleden onder
auspiciën van de stichting Menno van Coehoorn
SteLit tujjchenjol 66 cn fy-
Afb. 1 Uit: „Kaarten en kaarttekenaars". Een voorbeeld
van onjuiste informatie
78
ngt 79