schiedenis van het beroep". Deze groep heeft in 1976
een tentoonstelling georganiseerd in de Koning Al-
bert Bibliotheek te Brussel ter gelegenheid van het
100-jarig bestaan van de Unie der Meetkundigen-
Schatters en het 50-jarig bestaan van de Konferentie
der Jonge Landmeters.
De hierbij behorende catalogus [14] bevat een hoogst
belangwekkende studie over het landmetersberoep
in België, men moet de grootste bewondering heb
ben voor het speurwerk dat onze collega's in België
hebben verricht. Voor een bespreking van deze ca
talogus verwijs ik naar het artikel van Koopmans
[15].
Deze zelfde groep Belgen heeft in 1978 een tentoon
stelling in Parijs verzorgd ter gelegenheid van het
100-jarig bestaan van de F.I.G., een gebeurtenis die
in ons land praktisch ongemerkt gepasseerd is.
We zien dus dat in onze buurlanden er duidelijk be
langstelling bestaat voor de historie van ons vak en
niet alleen dat, maar dat er ook een bepaald orga
nisatie-kader ontstaan is waardoor veel waardevols
tot stand kon en kan komen.
Dat er in Nederland bij de geodeten geen interesse
bestaat voor het verleden geloof ik niet, integendeel
sedert de officiële opening van het museum bij de
afdeling der Geodesie en vooral sedert de publikatie
van mijn artikel over deze verzameling [16] heb ik
zoveel reacties ontvangen en is mij zo vaak om in
formatie gevraagd dat ik overtuigd ben dat bij velen
uit de gehele landmeetkundige wereld deze belang
stelling wel aanwezig is. Wat nodig is is een bepaalde
organisatie waarin belangstellenden verenigd wor
den en tot wie men zich om informatie kan wenden,
er is genoeg te doen. Tot nog toe moet iedereen die
een historisch onderzoek doet een moeizame weg
volgen, die veelal al eerder door een ander gevolgd
is. Dit geldt op velerlei gebieden zoals vroeger ver
schenen publikaties, informatie over oude instru
menten, de verblijfplaats van oud-Nederlandse boe
ken over de landmeetkunde e.d. Een inventarisatie
van in Nederland aanwezige historische landmeet
kundige instrumenten (afb. 4) zou een waardevolle
bijdrage zijn voor instrumenteel onderzoek en voor
het inzicht in de nauwkeurigheid van metingen, die
met die instrumenten uitgevoerd zijn. Hierbij denk ik
niet alleen aan bestaande landmeetkundige diensten
en instellingen, maar ook aan musea, waaronder
scheepvaartkundige en universiteitsmusea, aan klei
nere verzamelingen die b.v. bij hoogheemraad
schappen te vinden zijn enz.
Een ander interessant aspect is de opleiding en het
kennisniveau van de landmeter in vroeger tijden, de
eisen waaraan hij moest voldoen om toegelaten te
worden als gezworen en geadmitteerd landmeter.
Gaan we ruim 150 jaar terug dan is er een Koninklijk
Besluit van 31 Julij 1825 waarin bepaald wordt dat
niemand het beroep van Landmeter mag uitoefenen
zonder vooraf geëxamineerd en beëdigd te zijn. Een
Ministeriële Dispositie van 16 December 1825 geeft
ons informatie over het Programma van Kundig
heden, welke bij het Landmeters-Examen gevorderd
werden. Welke kennis moest de landmeter in 1825
hebben? We lezen het volgende:
1. De rekenkunde, bijzonderlijk de behandeling der
gewone en tiendelige breuken, de leer der even
redigheden, de vierkante worteltrekking
en de berekening met Logarithmen.
2. De grondbeginselen der Meetkunde, voorname
lijk de kennis van de eigenschappen der gelijk
vormige driehoeken en in het algemeen der ge
lijkvormige vierhoeken, met betrekking tot der-
zelver zijden en inhouden
3. De regtlijnige driehoeks-meting, benevens het
gebruik der Logarithmen en Sinustafelen.
Afb. 4 Ook op instrumenteel gebied valt er nog genoeg te
onderzoeken. Zo is er nauwelijks iets bekend over
dit instrumentje: een geometrisch vierkant, hoogte
14 cm. Is het een siermodel, of is er echt mee gemeten?
ngt 79
81