komen is een grote hoeveelheid informatie nodig. En die in
formatie kan alleen maar komen van degenen voor wie de
besteding van de overheidsgelden in de eerste plaats is be
doeld: de bevolking.
Een tweede aspect waar men beducht voor is, is de inschake
ling van de computer: de automatische gegevensverwerking.
Velen zien de automatisering als een (grote) stap op weg naar
een immense databank. Eén databank waar alle gegevens,
personalia, medische, justitiële, financiële gegevens, enz. wor
den opgeslagen. Ik geloof dat men deze vrees niet behoeft te
koesteren omdat op geen enkele wijze, althans in dit land, ge
streefd wordt naar een dergelijke databank.
Het spreekt overigens vanzelf dat het gebruik van de computer
voor de verwerking van dit soort gegevens gebonden is aan
de regels die vanuit de privacy-bescherming en de bevordering
daarvan worden gesteld.
In het voorgaande ben ik op twee belangrijke privacy-aspec-
ten van de verzameling, registratie en verwerking van gege
vens ingegaan. Er mag niet uit geconcludeerd worden dat ik
tegen privacy-bescherming zou zijn, integendeel. Echter, dit
soort zaken moeten naar mijn mening in hun juiste proporties
worden bekeken en beoordeeld. In veel landen zijn door het
parlement reeds wettelijke regelingen vastgesteld of in voor
bereiding. De in dit kader plaatsvindende werkzaamheden
bij de Raad van Europa - toegespitst op de mensenrechten -
juich ik toe en zij verdienen alle medewerking.
Informatievoorziening
Over de informatievoorziening wil ik graag eerst een paar
algemene dingen zeggen om daarna heel kort iets te vermelden
over een paar activiteiten op dit gebied waarmee wij zelf bezig
zijn.
Degenen die nieuwe geautomatiseerde systemen willen bou
wen moeten er heel goed op letten dezelfde gegevens niet voor
de tweede keer te verzamelen en op te slaan. Even belangrijk
is het ervoor te zorgen dat bepaalde stukken van systemen of
van programmering niet tweemaal gemaakt worden. Dit be
tekent zorgvuldig nagaan, alvorens met iets nieuws te begin
nen, of elders niet al zaken verzameld of ontwikkeld zijn
waarvan gebruik kan worden gemaakt. Zo voor de hand lig
gend als dit ook klinken moge, de praktijk bewijst dat juist
dit soort simpele regels vaak heel wat moeilijkheden/proble
men opleveren. Het verzamelen van gegevens met behulp
van enquêtes, vragenformulieren etc. ligt zelfs nog gevoeliger
wegens de aversie van (een deel van) het publiek tegen deze
wijze van gegevens verzamelen. Dat betekent in de praktijk
dat je de mensen niet méér dingen moet vragen dan je echt
weten moet en dat je ook niet té vaak moet vragen.
De meningen over wat de overheid weten moet lopen sterk
uiteen en de gebruikers van de gevraagde gegevens moeten
zich goed realiseren dat door samenwerking van verschillende
organisaties en diensten heel wat moeilijkheden en ergernissen
kunnen worden voorkomen. Maar al te vaak zien we een te
geïsoleerd optreden voor eigen beperkt gebied of doelstelling,
een onvoldoende openstaan voor samenwerking met andere
potentiële gebruikers van dezelfde of verwante informatie.
Speciaal binnen de overheid kan men stellen dat niemand
iets uitsluitend doet voor zichzelf of voor zijn tak van dienst.
Daar immers is alleen het algemeen belang richtinggevend en
het eist temeer van alle betrokken overheidsdienaren dat zij
alert zijn ten aanzien van doelmatigheid en lage kosten. Ook
deze opmerking is wederom bijzonder voor de hand liggend
maar zij wordt toch vaak vergeten in de discussies over ver
antwoordelijkheid en competentie. Met name tijdens perioden
van economische recessie zou hierop nog meer gelet moeten
worden.
Verticale en horizontale integratie is noodzakelijk, niet alleen
om de kwaliteit van het bestuur en de doeltreffendheid ervan
te verbeteren, maar ook om betere en goedkopere geautoma
tiseerde systemen te ontwerpen en te bouwen. In Nederland
proberen we deze integratie en coördinatie te bereiken met
behulp van een overlegcommissie waarin de drie bestuurs
lagen - Gemeente, Provincie, Rijk - zitting hebben. Deze be
stuurlijke overheidscommissie (BOCO) - voorgezeten door
de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken - heeft niet tot
taak informatiesystemen te bouwen doch dient aanbevelingen
te doen die leiden tot optimale samenwerking en coördinatie.
Na deze algemene opmerkingen die overigens niet nieuw zijn
maar wel veel aandacht behoeven, wil ik nog graag in 't kort
enige activiteiten schetsen welke op dit gebied bij de twee, bij
de organisatie van dit symposium betrokken, diensten van
mijn ministerie plaatsvinden. Deze diensten zijn de Rijks
planologische Dienst en de Dienst van het Kadaster en de
Openbare Registers.
De Rijksplanologische Dienst is onder meer belast met de
voorbereiding van het ruimtelijk beleid. Een ruimtelijk beleid
dat gericht is op „het zoeken naar en het tot stand brengen
van de best denkbare wederkerige aanpassing van ruimte en
samenleving, zulks ter wille van die samenleving". Met deze
omschrijving wordt reeds geïllustreerd dat de ruimtelijke
planning niet gericht is op een concrete eindsituatie, maar
steeds meer een zaak is geworden van het geleiden van een
proces, van een zich voortdurend aanpassen aan veranderende
omstandigheden. Voorop staat het procesmatig karakter,
waarbij in toenemende mate behoefte is aan een inzicht in de
samenhang van een onderlinge wisselwerking tussen de ont
wikkelingen op deelterreinen. Een eerste vereiste daarvoor is
dat men over de juiste informatie beschikt. Het belang van
de informatieverwerking is daardoor sterk toegenomen. Aan
gezien de ruimtelijke ordenaars in de meeste gevallen zoge
naamde secundaire gebruikers zijn van gegevens, is het niet
noodzakelijk - en ook niet gewenst - dat voor de ruimtelijke
ordeningsactiviteiten een afzonderlijke, eigen (grote) data
bank wordt gerealiseerd. Veelal worden de benodigde gege
vens reeds voor andere doeleinden bij een groot aantal ver
schillende instanties verzameld en geregistreerd Het ligt daar
om voor de hand dat bij deze Dienst de aandacht in eerste
instantie is gericht op het vergroten van de kennis omtrent
plaats, karakter en omvang van de bestaande gegevensbe
standen en op het bevorderen van het optimale gebruik daar
van, voorafgegaan door een grondig theoretisch onderzoek
naar de feitelijke informatiebehoefte. Dat informatiebehoefte
onderzoek én het onderzoek naar de aanwezigheid en bruik
baarheid van bestaande gegevensverzamelingen zijn sedert
het begin van de jaren zeventig bij deze Dienst geconcen
treerd in een apart organisatie-onderdeel, de Afdeling Infor
matievoorziening. Aan dit organisatie-onderdeel is - zoals de
naam reeds zegt - de informatievoorziening voor de gehele
Dienst als primaire taak meegegeven. De concentratie van de
informatievoorziening heeft een aantal grote voordelen. Zon
der volledig te zijn noem ik daarvan:
- het doelmatigheidsaspecthet hebben of verkrijgen van een
totaal inzicht van de informatiebehoefte, leidt tot een meer
efficiënte benadering van potentiële leveranciers van gege
vens en ontlast individuele medewerkers.
- het kwaliteitsaspecthet gebruik van gelijkwaardige gege
vens wordt bevorderd; dit kan communicatiestoornissen
ten gevolge van het gebruik van ogenschijnlijk identieke ge
gevens uit verschillende bronnen voorkomen.
Uit hetgeen ik zojuist gezegd heb kunt u opmaken dat er een
constante dialoog is tussen de gebruikers van informatie en
de onderzoekers. Het genoemde organisatie-onderdeel fun
geert als „schakel" tussen gebruiker en leveranciers van ge
gevens resp. informatie.
Naast de automatisering die betrekking heeft op de door mij
bedoelde ordenings- en planningsvraagstukken, moet in het
kader van dit symposium zeker worden gewezen op de enige
jaren in gang gezette automatisering van de kadastrale regi-
ngt 79