O o van de vizierlijn te meten, maar eveneens de af wijking loodrecht daarop, dus evenwijdig aan de 2e-as. Tot nu toe wordt alleen nog rekening gehouden met de eerste afwijking. Men is echter voornemens de meting van beide afwijkingen te gebruiken ter corrigering van de horizontale randaflezing voor de scheve stand van de le as (vgl. HP 3820 A). De theodoliet is aan beide zijden voorzien van een aantal liquid cristal displays. In kijkerstand I ziet de waarnemer de displays voor horizontale en vertikale richting en voor horizontale afstand en hoogteverschil. In kijkerstand II ziet hij alleen horizontale en ver tikale richting. De theodoliet kan zowel met als zonder afstandmeter worden gebruikt. De schui ne afstand kan worden afgelezen op het op de af standmeter aanwezige display. 4.2 De afstandmeter DM 501 De DM 501 is niet nieuw. De afstandmeter meet met gemoduleerd infrarood licht. De stralingsin tensiteit wordt binnen bepaalde grenzen auto matisch geregeld. Dit houdt in, dat bij afstanden kleiner dan 200 m een diafragma dicht moet wor den gedraaid, en bij afstanden groter dan ongeveer 200 m dient dit diafragma te worden geopend. Het gehele meetproces loopt automatisch af, maar vraagt nogal veel tijd, namelijk 16 a 20 sec. De afstand wordt aangegeven in mm en is tot 1000 m eenduidig. De afstandmeter kent ook een „tracking" moge lijkheid, waarbij de fijnmeting van de afstand iedere 2 sec wordt herhaald. Met 1 prisma kan een afstand gemeten worden Har ELE dl E P n r OP n r 0 Pen b-E PnE EP P r a E 1 E-l dRL EE E-r E EE Rdd 1 n r EP van 1000 m en met 3 prisma's reikt het instrument tot 1600 m. De afstandmeter heeft geen voor zieningen om een schaalfactor in te stellen, ten einde de afstandmeting te corrigeren voor de in vloed van de atmosfeer. De gemeten afstand wordt automatisch overge bracht naar de digitale theodoliet, waar de in de theodoliet ingebouwde microprocessor met be hulp van de gemeten vertikale hoek de horizontale afstand berekent en het hoogteverschil. Het hoog teverschil wordt daarbij berekend zonder reke ning te houden met aardkromming en refractie. Het resultaat van de afstandmeting wordt „gezet" op de door de afstandmeter uitgezonden infra- roodstraling, zodanig dat op een aan de reflector te bevestigen apparaatje de gemeten afstand kan worden afgelezen. Daar zal echter slechts bij zeer speciale toepassingen gebruik van worden ge maakt. 4.3 De registratie De waarnemingen en de aan deze waarnemingen gekoppelde administratieve gegevens kunnen wor den geregistreerd in een halfgeleidergeheugen van het merk Micronic. Deze datacollector is voorzien van een microprocessor waardoor een soort con- versationeel gebruik van de datacollector moge lijk wordt. Dit houdt in, dat in de display van de datacollector een drieletterige aanduiding ver schijnt, die betrekking heeft op de in te voeren gegevens of aangeeft welke gegevens in de dis play worden afgebeeld. Bij de registratie onder scheidt het systeem vier soorten gegevensblokken, namelijk een metingen-, een stationsdefinitie-, een administratief- en een correctieblok. Ieder blok bestaat uit 9 te registreren gegevens. Alvorens deze gegevens worden geregistreerd, worden ze opgenomen in een buffer (zie fig. 13). Deze buffer ngt 79 display 3 4 15 1 2 3 4 5 6 7 8 9 f SE RE SM 7 8 9 CHS 4 5 6 M 1 2 3 IR C 0 Fig. buffer 13. Registratie Kern. 11 12 13 14 24 E n r 34 44 15 25 E c a 35 45 16 26/ H 36 46 17 27 t E 37 47 18 28 Pr 38 48 19 29 H r b 39 49 meetgeg. stationsgeg. adm. geg. correctiegeg Fig. 14. Codes bij registratie Kern. 115

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1979 | | pagina 11