De theodoliet had echter nog geen wezenlijke
veranderingen ondergaan. Toen de hoekmeting
ook geautomatiseerd kon worden was de weg vrij
voor de registrerende tachymeter. Bekend werden
de AGA 700 en 710 en de Zeiss Reg Elta 14.
De instrumentele ontwikkelingen gingen door,
evenals de ontwikkelingen in de electronica, die
de „chip" opleverden, waardoor microprocessoren
in steeds grotere aantallen gebruikt gingen wor
den, met als resultaat dat zich nu een nieuwe ge
neratie registrerende tachymeters heeft aange
diend.
Van deze nieuwe generatie zal in het volgende
aandacht worden geschonken aan de Wild Tachy-
mat TC1, de Hewlett Packard 3820A, de combi
natie Kern El, E1A, E2A/DM501 en de Zeiss
Elta 2.
Alvorens echter in te gaan op de mogelijkheden
van de verschillende instrumenten zal ik nog een
kleine toelichting geven op de bij deze instrumen
ten toegepaste digitale hoekmeting en digitale
faseverschilmeting t.b.v. de afstandmeting.
11 Digitale hoekmeting
De draaiing van de theodoliet kan in principe op
twee verschillende manieren worden gemeten, na
melijk met een absolute encoder of met een incre
mentele encoder. Bij een absolute encoder wordt
gewerkt met een absolute codeschijf (zie fig. 2).
Het kenmerkende van een absolute codeschijf is,
dat de schijf voorzien is van een aantal zwarte en
witte of eventueel niet transparante en transparan
te sectoren, zodanig dat bij draaiing van de theodo
liet en bij aflezing langs de betreffende straal van
de cirkel een binaire code kan worden afgelezen.
Dit gebeurt dan door fotocellen die bij een zwart
vlak geen gereflecteerd licht opvangen 0) en
bij een wit vlak wel 1).
In werkelijkheid zal een codeschijf meer sectoren
bevatten dan in figuur 2 staan aangegeven. Toch
levert dit dan nog niet de resolutie van de be
treffende theodoliet op, men verkrijgt nog slechts
een grofaflezing.
Voor de fijnaflezing maken de instrumentbouwers
dan nog gebruik van interpolatietechnieken. Om
instrumentele fouten te elimineren zorgt men er
voor, evenals bij klassieke theodolieten, dat de
rand in twee diametrale posities wordt afgelezen.
Bij een incrementele encoder wordt gebruik ge
maakt van een schijf, die voorzien is van streep
jes (zie fig. 3). Bij draaiing van de theodoliet
worden deze streepjes door een fotocel geteld. Ook
hier wordt gewerkt met al of niet reflecterende
of al of niet licht doorlatende streepjes.
Het aantal getelde streepjes levert de grofaflezing.
De fijnaflezing verkrijgt men door telling van
Moiré-perioden, die ontstaan doordat men over
de verdeling van de rand een in schaal iets afwij
kende verdeling projecteert (vgl. een nonius).
1.2 Digitale faseverschilmeting
Ten behoeve van de afstandmeting wordt gebruik
gemaakt van in intensiteit gemoduleerde electro-
magnetische straling. Bij de te bespreken instru
menten is dit in alle gevallen infrarood licht. De
frequentie van de modulatie bepaalt de lengte
van de maateenheid, waarmee de betreffende af
stand wordt gemeten. De straling wordt door een
Fig. 3. Incrementele codeschijf.
Fig. 2. Absolute codeschijf.
108
ngt 79