reflector in de richting van het instrument terug gekaatst, waar de sterkte van het ontvangen sig naal wordt vergeleken met de sterkte van het uit gezonden signaal. Gemeten wordt op deze wijze het faseverschil tussen uitgaande en binnenkomen de straling waaruit de zg. restweg (dit is de af stand minus een geheel aantal malen de maateen- heid) kan worden bepaald. De meting van het faseverschil geschiedt bij de te bespreken instrumenten digitaal (zie fig. 4). Daar bij wordt gebruik gemaakt van een electronische teller, die geopend wordt door het uitgaande sig naal en gesloten door het binnenkomende signaal. Zolang de teller geopend is, worden de telimpul- sen geregistreerd. De frequentie van de impuls gever wordt bestuurd door de meetfrequentie. Bij een bepaalde golflengte behoort dus steeds een bepaald aantal impulsen. Het door de teller ge registreerde aantal gedeeld door het bij de golf lengte behorend aantal geeft het faseverschil. In een korte tijd kunnen zeer veel faseverschillen worden gemeten en gemiddeld. Tevens kan daar bij de standaardafwijking worden bepaald, op grond waarvan de afstandmeter kan bepalen of de meting aan de gestelde eisen voldoet. 2 De Wild Tachymat TC 1 De Wild Tachymat TC 1 werd in 1977 op het FIG-Congres in Stockholm geïntroduceerd. Het daar te bezichtigen instrument was echter nog een prototype. In Nederland zullen dit jaar de eerste produktie-exemplaren geleverd kunnen wor den. De Tachymat TC 1 (zie fig. 5) is een digitale theodoliet met ingebouwde afstandmeter waarbij de waarnemingen geregistreerd kunnen worden op cassette-tape. De cassette wordt in een houder bovenop het instrument geplaatst. De hoekmeting, de afstandmeting en de registratie worden bestuurd door een ingebouwde microprocessor, die tevens nog een aantal berekeningen kan uitvoeren. In het volgende zal op de verschillende onderde len worden ingegaan. 2.1 De theodoliet De kijker, met een 25-voudige vergroting, wordt zowel voor de richtingsmeting als voor de afstand meting gebruikt. Bij korte afstanden neemt de vergroting af en de gezichtsveldhoek toe. De klein ste richtafstand bedraagt 2 meter. Zowel de horizontale als de vertikale rand worden op twee diametrale posities afgelezen volgens het incrementele principe. In verband daarmee dienen beide randen voor de meting georiënteerd te wor den. Voor de horizontale rand houdt dit in, dat iedere gewenste waarde als uitgangswaarde geko zen kan worden door het intoetsen van de gewen ste hoekwaarde via het toetsenbord. De vertikale rand wordt georiënteerd door een meting uit te voeren in twee kijkerstanden. De aflezing van de vertikale rand wordt gecorri geerd voor een eventuele afwijking in de vertikale stand van de eerste as met behulp van een in het instrument ingebouwd pendel. Indien men dit wenst kan men het pendel uitschakelen. nflt 79 Fig. 4. Principe elec >t omagnetische afstandmeting. Fig. 5. Wild Tachymat TC 1. 109

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1979 | | pagina 5