delijk vermeld en men noteerde de namen van de personen die de nieuw gevormde grenzen aan de landmeter aanwezen. Al zijn directe resultaten van Boers bemoeiingen moeilijk aan te geven, indirect is zijn invloed zeer groot geweest. Ook de vrij radicale veranderin gen en verbeteringen, die in 1929 in de kadastrale- en hypothecaire boekhoudingen zijn aangebracht, zijn ten dele hierop terug te brengen. Thans is het inmiddels al weer een halve eeuw geleden, dat de kadastrale legger de functie van het Algemeen Register overnam, als algemene klapper op en wegwijzer naar de Openbare Registers. De kaartvernieuwing en de hermeting hebben dui delijk de invloed van Boers ideeën ondergaan, zij het onder een sterk wisselend beleid. We hebben het al-metende-hermeten gekend; d.w.z. iedere meting iets uitbreiden, zodanig dat deze t.z.t. in een groter geheel zou passen. Dit systeem is weer verlaten omdat het veelal slechts tot een incom pleet samenstel van metingen leidde zonder vol doende verband. Ging men echter over tot een systematische hermeting dan werd de technische zijde goed verzorgd. Zeer verschillend is tot op heden de manier ge weest, waarop men uitzocht welke objecten als grenzen ingemeten moesten worden. De uitersten waren enerzijds de eigenaren deze grenzen op het terrein aan de landmeter aan te laten wijzen, vrij wel zonder te letten op de gegevens in het kadas trale archief; en anderzijds praktisch zonder de eigenaren erin te kennen afscheidingen met gren zen te identificeren, of op grond van kadastrale gegevens deze grenzen uit te zetten en opnieuw in te meten. Een goede middenweg hierin was m.i. het systeem dat collega Outmans toepaste. In het licht - of moet ik zeggen: in het dwaallicht - van de ontworpen Kadasterwet moest dit systeem he laas opgegeven worden. Maar thans schijnt dit probleem weer actueel te zijn. Terug naar Boer en zijn tijd. Hermetingen zijn ook toen vrij geregeld uitgevoerd. Het zou interes sant zijn na te gaan op welke wijze men van de oprichting van het Kadaster af de hermetingen heeft aangepast. Over de technische grondslagen zijn voor zo'n studie vrij veel gegevens in het ka dastrale archief bewaard. Of dit ook zo is t.a.v. de methode van grensbepaling en over de medede ling van het uiteindelijke resultaat aan de belang hebbenden, betwijfel ik. Wel vind ik het opmerke lijk, dat men omstreeks 1870-1880 aan dat laatste aspect meer aandacht besteedde, dan men thans b.v. doet. Wat ik niet heb kunnen achterhalen, is hoe Boer ertoe gekomen is landmeter te worden. Zijn vader was boer te Noordbroek. Misschien heeft de toen malige burgemeester van het nabij gelegen Win schoten, G. A. Venema, bij Boers' beroepskeuze een rol gespeeld. Deze Venema was landmeter van het Kadaster ge weest en had nog aan de oorspronkelijke opme tingen meegedaan. In 1863 publiceerde hij een „Beoordeelende beschouwing over de voor schriften en het werk bij de samenstelling en bij de bijhouding van de kadastrale stukken. Hij wijst daarbij allerlei fouten aan. Sommige daarvan spre ken ons niet erg aan omdat ze te ver van de ma terie af staan. Andere echter werken thans - een eeuw later - nog door. Zo vormen veel oor spronkelijke kaarten van binnensteden en platte land nog steeds de basis voor huidige kadastrale kaarten met de daaruit afgeleide gegevens. Het artikel van Venema - te vinden in het „Archief van het Kadaster" uit 1874 - kan ik ter lezing aanbevelen. Venema had met zijn beschouwing niet de bedoeling kritiek te uiten op de dienstlei ding. Hij constateerde slechts dat het achteraf ge zien anders en beter had gekund. Bovendien had men nauwelijks enige afstand genomen van de fis cale doelstellingen, waarvoor een kaart, die apart genummerde grondgebieden vrij duidelijk aangaf mede ter bepaling van de oppervlakte, nog vol doende was. Eerst bij Boer komt de weergave van de grenzen tussen de percelen speciaal in de be langstelling en daarmee ook de wijze waarop be paald wordt welke objecten als grenzen opgeme ten worden. Bij Venema vindt men hierover dus niets. Maar ook niet over de groeiende betekenis van de ka dastrale gegevens, zoals het verplichte gebruik volgens de Wet op het Notarisambt van 1842 en de wettelijke vóóronderstelling van de Onteige- 150 ngt 79

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1979 | | pagina 6