vens aan het kadastrale informatiebestand zullen
worden toegevoegd. De vraag rijst alleen hoe.
Wat de nieuwe taken betreft is door het kadaster tot
nu toe begrijpelijkerwijs een zekere voorrang gege
ven aan de grootschalige basiskaartering. Dit is even
wel gebeurd op een wijze die in tweeërlei opzicht een
kanttekening verdient. Vooreerst is men deze kaar-
tering onmiddellijk op een kostendekkende produk-
tie gaan richten, vooral ten behoeve van leidingbe
heerders, maar toch ook voor andere doeleinden.
Via de adviezen van achtereenvolgens de Studie
commissie Leidingenregistratie en de Werkgroep
Leidingenregistratie voel ik mij zelf mee debet aan
deze opzet [14]. Het was de beste manier om de zaak
snel van de grond te krijgen. Op deze wijze komt
men echter moeilijk tot een snelle en planmatige
aanpak voor het hele land. Bovendien bestaat er nu
geen duidelijk verband met de andere grootschalige
basiskaart, nl. die betreffende de kadastrale perceels
indeling. En dit nog wel, terwijl nog maar een derde
deel van het kadastrale kaartenbestand in het RD-
systeem is opgenomen. Ik sluit mij daarom graag
aan bij de voorstellen van de beide werkgroepen
Toekomstvisie, die pleiten voor het zo snel mogelijk
via een verdichting van het RD-net tot stand bren
gen van een grondslagkaart en een grondslagbank
voor het gehele land. Ik zou er aan toe willen voe
gen, dat op die kaart in ieder geval de topografische
perceelsgrenzen en de gebouwen moeten worden af
gebeeld. Behalve voor planologische en beheers-
doeleinden van andere instanties kan een dergelijke
kaart de grondslag vormen voor het hele verdere be
leid van het kadaster zelf.
Immers, je zou er een kadastraal beleidsplan op kun
nen baseren, zowel wat betreft de hermeting buiten
ruilverkavelingsverband als wat betreft andere wij
zen van conversie in het RD-coördinatenbestand.
En ook de verdere produktie van de GBK, zoals
wij die nu kennen. Het grootste deel van het foto-
grammetrische en landmeetkundige werk is dan ge
daan, zodat men zich bij de hermeting vooral kan
richten op de juridische procedure en de detailme-
ring. Parallel aan de grondslagkaartering kan dan
tevens begonnen worden aan de automatisering van
het kadastrale kaartenbestand, al is het voorlopig
alleen maar met behulp van plaatscoördinaten van
de percelen. Eerst door zo'n automatisering wordt
het mogelijk aan het kadastrale perceel een veelheid
van informatie omtrent het gebruik enz. toe te voe
gen, die nu vaak gekoppeld zit aan de woonadressen.
Er kan op die manier geleidelijk aan een kadastrale
gegevensbank ontstaan, die de spil gaat vormen voor
de hele vastgoedinformatie in ons land. Want de
enige landelijke en uniforme indeling van onroerend
goed is de kadastrale perceelsindeling en zij zal dat
blijven ook. Ook de leidingenregistratie .kan er
aan worden gekoppeld. Alles draait tenslotte toch
weer om de eigendom. Anders dan bij roerend goed
is er altijd een eigenaar van onroerend goed. Dat is
de enige constante factor.
Ik kom nu op de rol van het kadaster als plannings-
dienst.
5. Planningsdienst
Het is mijn stellige overtuiging dat het kadaster zich,
zowel intern als extern, te weinig als zodanig manifes
teert. De reorganisatie van de Dienst heeft het er wat
dat betreft ook niet beter op gemaakt. De vroegere
ruilverkavelingsdienst is nu ondergebracht bij de af
deling projecten, waar ook de hermetingen en overi
ge grote projecten toe behoren. Maar zo'n afdeling
heeft naar buiten onvoldoende onderscheidend ver
mogen. Waarom niet een landinrichtingsdienst van
het kadaster, zoals er ook een landinrichtingsdienst
van het Ministerie van Landbouw is? De toekomst
ligt gewoon open voor zo'n kadastrale landinrich
tingsdienst. De zgn. ruilverkaveling nieuwe stijl in
de zin van grootschalige cultuurtechniek is verleden
tijd. Het zwaartepunt van de landinrichting zal hoe
langer hoe meer verschuiven naar de administratieve
ruilverkaveling en naar het beheer, waarvoor zo'n
verkaveling trouwens onmisbaar is. Het artikel van
Van Biesen over de ruilverkaveling in Z.W. Drenthe
levert daarvan een prachtige illustratie [15]. Ook de
K. en L.-werkgroep komt tot de conclusie, mede op
grond van interessant cijfermateriaal, dat het accent
van de landinrichting naar de verkaveling zal ver
schuiven. Bijna de helft van de boeren heeft behoefte
aan verbetering van de verkavelingssituatie en
slechts 15 tot 20% aan verbetering van waterbeheer
sing en ontsluiting. Bovendien kunnen die ook als
A2-werk door waterschappen en gemeenten worden
ngt 79
175