Verslag
VERSLAG VAN DE HEARING VASTGOED-
DESKUNDIGE OP 16 NOVEMBER 1979
Op 16 november 1979 vond op de Afdeling der Geodesie te
Delft een hearing plaats over de plannen om te komen tot
een opleiding tot vastgoeddeskundige, als specialisatie van de
geodesieopleiding. Als enig discussiestuk was er een nota van
ir. Th. J. Poelstra van mei 1979, waarin de auteur - die tijdens
de hearing nogal op de achtergrond bleef, want hij was
noch spreker, noch lid van het forum, noch werd hij aan het
einde van de dag bedankt voor zijn vele werk! - een enthou
siast pleidooi houdt voor deze nieuwe loot aan de geodetische
stam en een wel zeer optimistische planning voor de start van
de opleiding opstelt. Maar er is sinds mei nogal wat gebeurd
op de afdeling, waardoor dit misplaatste optimisme hem niet
helemaal euvel valt te duiden.
De dag werd voorgezeten door de dekaan van de afdeling,
prof. dr. ir. M. J. M. Bogaerts, die in zijn openingsrede sug
gereerde dat het onderzoek naar de behoefte aan de vastgoed-
deskundige met deze dag zou zijn afgesloten.
Prof. mr. P. de Haan, de eerste spreker van de vijf inleiders,
relativeerde na een speelse verwijzing naar de helaas te vroeg
beëindigde Geopiniestrip, waarin telkens als er iets mis ging
in de presentatie van prof. Bogel's plannen prof. Vogel er aan
te pas moest komen, deze wat voorbarige uitspraak. Hij wees
erop, dat 5 sectoren niet in de vraaggesprekken en de enquête
waren betrokken:
a. gemeentelijk planologische diensten en stedebouwkundige
bureaus;
b. vastgoedinformatiediensten;
c. onroerend-goed-maatschappijen, zoals projectontwikke
laars, Bouwfonds Nederlandse Gemeenten, cultuurmaat
schappijen en woningcorporaties;
d. rechtsbeschermingsinstanties, zoals rechtbankdeskundi
gen bij onteigening, de adviseur van de Raad van State en
de grondkamers;
e. landbouworganisaties.
Wat de eerste sector betreft, er zijn wel bezoeken gebracht
aan de PPD's, maar deze werken op mesoniveau, niet het
niveau waarop gemikt moet worden. (Tussen haakjes: waar
waren de geodeten die in de sectoren d. en e. werken? Ik zag
ze niet in de zaal).
De Haan is ervan overtuigd dat er een schreeuwend gebrek
aan vastgoeddeskundigheid is. Met betrekking tot de vraag
of de vastgoeddeskundige niet een manusje van alles wordt,
stelde hij de tegenvragen of er nu niet juist behoefte is aan een
generalist, of de geodeet nu al niet een man van uitersten is,
en of er binnen een vastgoedopleiding toch niet de mogelijk
heid moet zijn van specialisatie. De Haan pleit voor de geo
deet, omdat deze niet sector- of facetgebonden en een typisch
uitvoeringsingenieur is. Verder behandelde hij de consequen
ties voor de opleiding tot geodetisch ingenieur, en de econo
mische aspecten die in de opleiding moeten zijn vertegen
woordigd. Hij deelde mee, dat het ordinariaat planologische
geodesie voorlopig niet bezet kan worden en noemde de pla
nologische aspecten die als aanvulling van buiten nodig zijn.
Tenslotte vroeg hij zich af, hoe er één geheel van te maken.
De tweede inleider, ir. drs. H. A. L. Dekker, belichtte de vast
goeddeskundigheid vanuit de twee taakvelden van het Kadas
ter: het kadastrale vastgoedsysteem t.b.v. de rechtszekerheid
en de bijdrage aan de landinrichting. De laatste activiteit kan
niet worden gemist vanwege de bescherming van de rechten
van belanghebbenden. Dekker stelde, dat de dienstverlening
kan worden verbeterd door toevoeging van het economie
pakket, bijvoorbeeld in de richting van het waardeaspect van
onroerend goed. Management vond hij ten onrechte bij eco
nomie ondergebracht. Tenslotte uitte hij bezorgdheid over
het gevaar van een manusje van alles: versnippering van de
vastgoeddeskundigheid is niet in het belang van de rechtsze
kerheid.
Mr. J. A. C. van der Gouwe, hoofd van het bureau grond
zaken van Waterstaat, schetste het terrein waarin hij moet
opereren. Er zijn taxatiedeskundigen, rechters, tegenpartijen.
Het onteigeningsrecht is zo complex geworden dat de mensen
niet meer meekomen. Er is een PBNA-cursus grondverwer
ving ontwikkeld op HBO-niveau. Aan een bovenbouw van
universitair opgeleiden is echter grote behoefte.
Als vierde spreker trad op ir. E. C. C. Beneder-Blitz, van het
grondbedrijf in Eindhoven. Ze trok fel van leer tegen de term
vastgoeddeskundige. Vastgoed op zich wordt geassocieerd
met projectontwikkelingsmaatschappijen. Waarom is geo
detisch ingenieur niet goed? Geodesie is toch de leer van de
verandering van de mens-grond-relatie! De geodeet heeft een
eigen bijdrage, is zeker niet manusje van alles. Het economisch
aspect is echter tot nu toe het stiefkindje geweest in onderwijs
en onderzoek.
Mevrouw Beneder liet een bandje horen uit een Raadsver
gadering en vulde onderwijl het bord met allerlei aangesneden
onderwerpen, die nu nog vaak een gesloten boek vormen voor
de geodeten. Het gaat er volgens haar niet alleen om, dat je
de woorden begrijpt, maar dat je ook de problemen kan op
lossen en de juiste vragen kan stellen. Niet alleen de feiten
kennis moet worden onderwezen, maar ook de kunde: leren
hoe je wetten moet lezen. Er moet worden opgevoed tot zelf
standigheid en mondigheid.
Na dit felle betoog, dat mij als muziek gespeeld door Musica
Antiqua Köln in de oren klonk, schilderde ir. A. J. Voshaar
in wat gedemptere tinten de rol van het bedrijfsleven in het
vastgoedgebeuren. Hij is directeur van de Stichting KAFI,
een samenwerkingsverband van Heidemij, RAET en Unie
van Waterschappen. De markt ligt hier vaak in het verlengde
van de overheid. Voshaar schetste het takenpakket van de
KAFI, en de mogelijke functies die de vastgoeddeskundige
hierin kan vervullen: marktontwikkeling en methodenver-
betering in de produktiesfeer. Een vastgoedgeodeet bij een
bedrijf moet een andere instelling hebben dan bij de overheid,
meer klantgericht en meer denkend in termen van kosten en
baten. De vorming moet in de praktijk plaatsvinden. Er zijn
mogelijkheden van stages te over. Als suggesties voor het stu
dieprogramma noemde Voshaar verder: waardebepaling,
economisch denken, informatica. Voor de vastgoeddeskundi
ge is belangrijk het minder weten van veel.
Forumdiscussie
Het forum bestond uit de inleiders plus (waarom eigenlijk?)
prof. ir. W. Baarda, prof. dr. ir. A. Maris en student Emiel
Bontje, het geheel onder voorzitterschap van de dekaan van
de Afdeling. Er was gelegenheid gegeven tot het schriftelijk
indienen van vragen, waar door een aantal mensen ook ge
bruik van was gemaakt.
De voorzitter had het volgende plan opgesteld voor de dis
cussie
1de term „vastgoeddeskundige" en de lading die deze dekt
2. het onderzoek;
3. de studie, hoe het programma in te vullen en de invoering
democratisch te begeleiden;
4. economie;
5. beroepsbeeld.
ngt 79
183