105 bijna alle residentiën, een regelmatigen en alzoo billijken aanslag ondoenlijk maakte, tevens dat zoo spoedig mogelijk een aanvang moest worden gemaakt met de opneming, meting en waardeering der velden. Niettegenstaande dit getuigenis werd eerst in 1844 onder den Gouverneur-Generaal Merkus het plan ontworpen van een algemeene statistische opneming. Niet vóór 1851 werd met een dergelijke opneming in de residentie Cheribon een proef genomen, die echter spoedig werd gestaakt, omdat men de in 1853 bevolen topographische opneming der residentie Gheribon als basis voor de statistische opneming wilde doen strekken. Op dezen voet werden nu de residentiën GheribonBan- joemas en Bagelen opgemetendoch eerst in 1864 werden de statistische opneming en de bijhouding voor goed geregeld en uitgebreid. Zij stond onder het toezicht van een inspecteur, en vormde vijf, later zes sectiën. Aan het hoofd van elke sectie stond een controleur van het Binnenlandsch bestuurbijgestaan door een landmeter. Het doel was de verzameling van statistische gegevens, de volkstelling, de opmeting en kaarteering van de landrente-plichtige gronden. Hierbij werd alleen gebruik gemaakt van de topographische kaarten, als basis voor de verzamelkaart. Onder toezicht van den landmeter waren met de opmeting, kaarteering en inhoudsberekening een twintigtal mantri's belast, terwijl tien andere zich met het verzamelen der statistische gegevens bezig hielden. Aangezien de aanslag in de landrente dessa's-wijze geschiedde, werd ook als grondslag voor de indeeling der metingen het dessa-gebied genomen. De berekening der uitgestrektheden werd in een staat gebracht, waarin al de soorten van bebou wing voorkwamen. De gronden van gelijke kuituur werden voor het geheele dessa-gebied bij elkaar getrokken, de som der oppervlakten van al de verschillende gronden in de laatste kolom vermeld, zoodat in dezen staat zoowel de oppervlakte van elke landrente-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1885 | | pagina 109