108 Het technisch, zoo Europeesch als inlandsch personeel, ging over bij het kadaster. De kaarten en staten, houdende de uitkomsten der metin gen, vooral wat betreft de oppervlakte van elke soort van landrente-plichtigen grond binnen één dessa-gebied gelegen, worden thans door het personeel van het kadaster nog op de oude manier bijgehouden. De uitkomsten worden bij den aanslag der landrente door het Binnenlandsch bestuur benut tigd, beter gezegd, maken daarvan den grondslag uit. Zooals wij hiervoren zagen werd de hervorming van het eigenlijk kadaster in 1874 afgekondigd, waarbij o. a. werd bepaald, dat het personeel zou bestaan uit ingenieurs, be waarders, landmeters en adjunct-landmeters. Ter voorbereiding van genoemde organisatie werden reeds in 1873 één ingenieur en twee landmeters uit Nederland ge zonden en ter beschikking van de Indische regeering gesteld. Deze zouden voorloopig beginnen met de kadastreering der hoofdplaats Batavia en na opgedane ondervinding nadere voor stellen ter zake doen. Verder lag het in de bedoeling, om na afwerking van Batavia, of vroeger, als er genoeg personeel zou gevormd zijn, ook van Samarang en Soerabaja een vol ledig en juist kadaster op te maken, waartoe eveneens jonge lieden werden opgeleid. Reeds spoedig werd uit Nederland een landmeter aange vraagd, om met den titel van bewaarder, den chef van het kadastraal bureau te Batavia te vervangen, aldé&r een aan vang te maken met het ordenen en de rangschikking der oude kadastrale bescheiden, ten einde ze geschikt te maken voor het vormen van een behoorlijk verband tusschen het oud en het nieuw kadaster. Ook werden de noodige voor stellen gedaan, om voorschriften te ontwerpen voor de kadas trale metingen in Nederlandsch-Indië. Deze voorschriften werden bij Staatsblad 1875, N°. 183 vastgesteld.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1885 | | pagina 112