120 Heeft men op verschillende in coördinaten gegeven punten St S% S3 (zie flg. 1) de richtingen onderling of op andere gegeven punten en tevens op het te bepalen punt P gemeten, dan kunnen daaruit op een voudige wijze de azimuths, of de richtingen &i ®8 ten opzichte van een der coördinatenassen, worden afgeleid. Waren de gegeven punten met mathematische juistheid bepaald en eveneens alle richtingen met abso lute nauwkeurigheid gemeten, dan zouden de richtingen op P elkander in éen punt snijden. De onvermijdelijke kleine fouten van elke meting zijn echter oorzaak, dat die richtingen of visierstralen niet door éen punt gaan, doch dat n visierstralen in het algemeen (n-1 snijpunten geven, zooals in flg. 1 is voorgesteld. Con strueert men het figuur door deze snjjdingen ontstaande op groote schaal (zie flg. 3) bijv. op 1 a 10 dan kan daaruit de waarschijnlijkste ligging van het punt P gevonden worden. Deze graphische bepaling der trigonometrische punten vindt in de Pruisische driehoeksmeting voor punten van den IV811 rang eene veelvuldige toepassing. We zullen daarom later zien, bij eene nadere beschouwing van die driehoeksmeting, hoe de richtingen in Pop gegeven punten indien ook deze gemeten zijn tot de richtingen in de punten 8 herleid worden en tevens de practische en eenvoudige wijze beschrijven, om het figuur der snijdende visierstralen en daaruit het ge vraagde punt te construeeren, doch ons thans alleen met de theorie bezig houden. De letters zijn zooveel mogelijk in overeenstemming met Anweisung IX genomen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1885 | | pagina 124