128 punten K, met de constante dan vindt men de coördinaten van de punten ql en daar de som der eerste (vermenigvuldigd met de gewichten) gelijk nul is (form. 25) is dus ook de som der laatste gelijk nul. Hieruit volgt dat F met K samenvalt (form. 23.) Trekt men den straal Kt M B en qtm uit q, daaraan evenwijdig, dan vindt men weder voor ieder paar gelijkstandige punten de constante verhouding: KKX B Zj, q1 m Waaruit volgt, dat alle qitn gelijk zijn of stralen van den anderen cirkel vormen en dat K een gelijk- vormigheidspunt der beide cirkels is, zoodat alle lijnen, die twee homologe punten vereenigen, door K gaan. In fig. 4 snijden alle lijnen, die door Q gaan, de beide cirkels in homologe punten wat terstond blijkt, als men deze snijpunten als hoekpunten in de twee veelhoeken opneemt. De lijnen Ti t en Tt P van fig. 4 gaan dus in fig. 5 door K (F). De middellijnen T» Tt en Q P zijn in fig. 5 als homologe koorden evenwijdig, waarmede de gelijkvormigheid der driehoeken Q P F en Tt Tt K bewezen is.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1885 | | pagina 132