155
van hoogere orde, of die, welke het eerst voor bere
kening in aanmerking komen, worden daartoe de rich
tingen niet alleen op onmiddelijk omgelegen doch ook
op verder afgelegen punten gemeten. Voor ieder punt
kunnen mitsdien de richtingen verdeeld worden in twee
groepen, nl. 1° de richtingen, welke dienen om dat
punt te bepalen en 2° die, welke daarna dienen om
weder andere punten vast te leggen.
De richtingen uit verschillende punten snijden elkander
dus op de grilligste wijze, van eene regelmatige aan
eenschakeling van driehoeken is geen sprake.
Terwijl eene vereffening volgens de methode der
kleinste quadraten van een uitgebreid aaneengeschakeld
driehoekennet tot zeer omvangrijke en tijdroovende
berekeningen leidt en eene groote mate van bedrevenheid
van den rekenaar eischt, is die vereffening bij afzon
derlijke puntenbepaling vrij eenvoudig. Bij praktische
vereffening van een aaneengeschakeld net is het meten
van andere richtingen dan die der gekozen driehoek
zijden, overbodig; bij afzonderlijke puntenbepaling is
het aantal te meten richtingen grooter, doch, niet
gebonden aan regelmatige driehoeken en veelhoeken, is men
vrijer in de keuze van punten der laagste orde en kan daarbij
beter gelet worden op de eischen der perceelmeting.
Als grondslag dient in Pruisen de Rijks-driehoeks
meting, voor zoover die voltooid is; waar dit nog niet
het geval is, worden bijzondere voorschriften gegeven.
De verder te bepalen punten worden verdeeld in
vier rangen, naar de afstanden. De richtingen of hoeken
tusschen punten van hoogeren rang worden nauwkeuriger
gemeten dan die van lageren.