157
gemiddeld 10 polygoonpunten een trig, hulppunt komt.
Voor zoover trigonometrische punten niet met voor
handen vaste punten (vooral torens) samenvallen, moeten
zij op duurzame wijze onder den grond aangeduid
worden vóór het begin der hoekmeting. Dit geschiedt
door middel van goed doorgebrande draineerbuizen
welke eene wijdte van ongeveer 10 bij eene lengte
van 30 centimeter hebben. Zij worden loodrecht ge
plaatst, minstens 30 centimeter onder de oppervlakte
(bij cultuur van suikerbieten minstens 50 centimeter),
in dier voege, dat de as der buis het punt aangeeft.
In twee lijnen, die elkander in het trig, punt onder
een rechten hoek snijden, worden op bepaalde af
standen (meestal 2 meter uit het punt) nog 4 kleinere
draineerbuizen van 3 centimeter wijdte als verklikkers
onder den grond geplaatst. Eindelijk wordt het punt
nog vastgemeten aan duurzame voorwerpen op het terrein.
Voor de aanduiding van trig, hulp- en polygoon-
punten worden draineerbuizen van 4,5 centimeter wijdte
gebezigd. De richtingen in- of op deze punten worden
in den regel tweemaal gemeten.
De coördinaten, in welke de punten der Rijks-drie
hoeksmeting uit de geographische lengte en breedte worden
berekendzijn spheroïdische. Voor de punten van lagere
orde kunnen zij echter als vlakke behandeld worden.
Het Rijk is in 40 districten verdeeld, ieder met een
duurzaam vast punt ais coördinaten-nulpunt of punt
van oorsprong, dat opgenomen is in de Rijks-driehoeks
meting. of daarvoor bestemd. De meridiaan over het
nulpunt vormt de X-as. De noordrichting is positief,
de richting naar het zuiden negatief. De loodrecht