ICO
of buitenrichtingen (Vorwartseinschneiden), nl.
door richtingen uitsluitend gemeten in gegeven punten,
doch niet in het te bepalen punt (zie punt v in fig. 2)
dan zijn minstens twee richtingen noodig. Worden alleen
inwendige of binnenrichtingen gemeten (Rückwarts-
einschneiden) nl. die in het te bepalen punt (zie
w en e fig. 2) dan zijn voor de berekening (problema van
Snelliüs minstens drie richtingen noodig. De eerste
methode dient ter bepaling van torens en andere punten,
Avelke geen standplaats voor den theodoliet aanbieden.
Ook de trigonometrische hulppunten worden bij voorkeur
volgens een der beide methoden bepaald, welke ook
eenig verschil geven in de wijze van vereffening. In
het algemeen echter worden ter bepaling van ieder
punt zoowel buiten- als binnenrichtingen gemeten (c|o m-
binirtesVorwarts-undRückwartseinschnei-
den of eenvoudig: Einschneiden).
Uitgaande van de 4 hoofdpunten: Utrecht, Westbroek,
Vleuten en Hoofdbaak, werden alle volgende door ge
combineerde buiten- en binnenrichtingen vastgelegd
met uitzondering van de bovengenoemde punten, vw ene.
De punten B, C, E en F, welke met de hoofdpunten
A en D het te hermeten gebied nagenoeg insluiten
werden behandeld als punten van den lilden rang
ofschoon de gemiddelde afstanden kleiner zijn dan 3 000
De Duitschers noemen dit ten onrechte het vraagstuk
van „Pothenot." In Verslagen en Mededeelingen der K. A.
van Wetenschappen, afd. Natuurk. 2e reeks, deel 19 p.436,
toont Dr. J. A. G. Oudemans aan, dat dit problema reeds
opgelost werd door Ptolemeus althans een vraagstukdat
daarmede identiek is.