Oyer den agrarisclen toestand op Java- Het tweede hoofdstuk van het reglement op het beleid der regeering in Ned.-Indie behandelt de bevoegdheid en plichten der regeering in 't algemeen; hare rechten en ver plichtingen in zake eigendom en grondbezitzijn vervat in art. 62aangevuld door de bepalingen der agrarische wet van 9 April 1870 en het daarop gevolgd agrarisch besluit. Die bevoegdheden zijn: het uitoefenen der rechten van don Staat als landheer, terwijl de plichten der regeering daarop neerkomen dat zij de rechten van anderen eerbie digt en doet eerbiedigenzoowel de aloude rechten op den grond die het erfdeel is der opgezetenen, als latere rechten, verleend door afstand van grond aan land huurders, erfpachters enz. Het Koninklijk Besluit van 20 Juli 1870, waarbij de regeering aan de agrarische wet een begin van uitvoering geefthet z. g. agrarisch besluitwijdt dan ook haar eerste hoofdstuk aan de rechten op den grond, zoowel die van den landheer als van de opgezetenen; een tweede hoofdstuk aan den afstand van grond aan personen daarop vooralsnog geen rechten uitoefenendterwijl eindelijk een derde hoofdstuk ten overvloede vermeldtdat onder inlanders in het agrarisch besluit niet mede worden verstaan de personen, met inlanders gelijk gesteld, vreemdelingen dus.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1885 | | pagina 170