199 bij centrische hoekmeting) en bij de laatste in de positieve richting der X-as. Tusschen iedere gemeten- en georiënteerde richting op hetzelfde punt is dus een constant verschil (o). Waren alle gemeten richtingen en de coördinaten van alle gegeven punten absoluut juist, dan zouden dus de georiënteerde richtingen gelijk zijn aan de azimuths en behoefde men slechts het azimuth der nulrichting bij alle richtingen op te tellenom de georiënteerde richtingen ook op de nog vast te leggen punten te verkrijgen. De afleiding der (P uit de a komt daarom neer op het zoeken der waarschijnlijkste waarde van den hoek o (oriënteeringshoek, kol. 7) die de nulrichting maakt met de X-as. Men kan zich daartoe weder twee cirkels voorstellen met mathematisch juiste verdeeling, waarvan de eene als stralen bevat de gemeten richtingen at" k a„ op de gegeven punten: P,, P4 en P, en op de nog te bepalen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1885 | | pagina 207