201 Door overigens alle richtingen uit gegeven- op nog te bepalen punten tot denzelfden vasten straalnl. tot de X-as te herleiden, wordt de vereffening vereenvoudigd. Dit zal reeds aanstonds blijken bij de vereffening dei richtingen op en in punt s, waarvan we in form. 12 met bijbehoorende constructie een voorbeeld geven. Ter bepaling van s dienen de georiënteerde buiten richtingen (0) in de punten E, l, G, D, F en A, welke uit form. 5 in form. 12 afdeeling II kol. 3 (blz. 190) worden overgebrachten de binnenrichtingen (a) op dezelfde punten, behalve op G, welke in kol. 5 ver meld worden. Form. 12 met de graphische bepaling der waarschijn lijkste ligging van een punt mag alleen dan toegepast wordenals voor minstens de helft der binnenrichtingen op gegeven punten tevens georiënteerde buitenrichtingen in die punten voorhanden zijn. Met behulp der laatste moeten nl. de binnenrichtingen voorloopig in de gegeven punten georiënteerd worden: y cc A- o (kol. 7) op dezelfde wijze als in form. 5 definitief in het vereflende punt door middel der azimuths plaats heeft. Ten einde de overeenkomst tusschen deze beide bewerkingen te verduidelijken, denke men zich de georiënteerde buiten richtingen door toevoeging (of aftrekking) van n 180° in punt s, en de binnenrichtingen na de oriënteering weder door toevoeging van n in de gegeven punten overgebracht. Het tweemaal toevoegen van n heeft geen invloed op het resultaat en kan dus nagelaten worden. In Anw. IX geldt w ook als teeken voor 180°.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1885 | | pagina 209