202 Voor zoover een straal in beide eindpunten gemeten is, krijgt men dus in het gegeven punt twee georiën teerde richtingen op punt s, nl. in kol. 3 en t os H- o in kol. 7, het gemiddelde, nl. ft -- in kol. 8 vormt de georiënteerde richting van den visier- straal, welke gebezigd wordt ter graphische bepaling der waarschijnlijkste plaats van s, en waarvan de theorie op blz. 113 a t28 is ontwikkeld. Vooraf berekent men, met behulp der ftde snijpun ten der visierstralen met eene lijn, welke evenwijdig aan de X-as nagenoeg over het punt s gaat. Voor die berekening worden eerst in afd. Ivan form 12 (blz. 189) de coördinaten van s (P) bij benadering bepaald uit de coördinaten van E Paen l (Pb) en de georiën teerde richtingen &a en op s in die punten. De invulling der kolommen van afd. I is zonder nadere verklaring duidelijk; de letters van de in het hoofd gedrukte figuur en formules hebben de volgende beteekenis: Pa en Pb de gegeven punten, P het gevraagde punt. ya en xa coördinaten van Pa (E) yb en xh P6 (I) p en x voorloopige coördinaten van P (s) azimuth van PaPb dus tg vb y> xb xa m modulus van den driehoek sin 8 sin 8 sin vba sin 8 cos va 47tt Ha enz. De gevonden voorloopige coördinaten van s worden tft iff Ju Pa Pb yb y» Xh Xg

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1885 | | pagina 210