218
mingen van nijverheidfabrieksgrond tot oprichting van
molens, kookhuizen, droogbakken, pakhuizen, woningen voor
opzieners en arbeiders. //Met den verkoop van kleine stuk-
//ken grond wordt voortgegaan volgens de bestaande voor
schriften zegt het agrarisch besluit of later door den
//G. G. te geven die stukken mogen ieder eene op-
//pervlakte van 19 bouw niet te boven gaan."
Aan de Indische regeering is door het Opperbestuur te
kennen gegeven, dat de 3e bepaling der A. W: beschik niet
over de gronden van den inlanderzich niet verzet tegen
de uitgifte van stukken grond mits de inlandsche recht
hebbenden van hun recht hebben afstand gedaan (Bijblad
1873 No. 3020).
Dat is duidelijk.
Ware de regeering niet gezind, eigendom te verleenen
op gronden tot de dorpen behoorend, dan was het met den
verkoop van grond gedaan en de 2e alinea van art. 62 een
doode letter, daar de grond, die moet dienen tot uitbreiding
van steden en dorpen, in en nabij deze moet gelegen zijn
en er geen fabriek wordt opgericht daar, waar geen be
volking is.
Dergelijke eigendommen werden vroeger zelfs alleen ver
leend ter plaatBe, waar een Europeesch bestuur was gevestigd,
dus in de Btedendaarbuiten werd alleen verleend recht
van opstal, en nog altijd staat het bij de regeering vast dat:
//de vestiging van eigendomsrecht op bouwgrond niet is
//overeen te brengen met 's lands belang en de eischen eener
//goede staatkunde." (Bijblad 1878 No. 8260).
Het voorschrift om bij den verkoop van kleine stukken
grond zich te honden aan de bestaande voorschriften, wijst
daarop //dat het niet de bedoeling is van de regeering om af
//te wijken van de wet, waarop vroeger kleine stukken grond
//werden verkocht nL in en nabij de Bteden en dessas, zoodat
//geen te enge strekking moet worden gegeven aan de woor-
//denUitbreiding van Bteden en dorpen of oprichting van