228
Van erfpacht wordt gewag gemaakt behalve in de wet
van 9 April 1870 in het reglement op de particuliere lan
derijen bewesten den Tji Mannek (Stbl. 1836 No. 19); //alle
//gronden, door de inlandsche bevolking metterdaad be-
//bouwd, bewerkt of onderhouden voor eigen rekening en
//risico, worden verstaan haar te zijn uitgegeven in erf-
//pacht (art. 3) Ze kunnen dit hun recht verkoopen
//en vervreemden en van hetzelve niet verstoken geraken
//dan op de wijze in dit reglement bepaald" (art. 4.)
Bijna gelijkluidend met de derde bepaling der agrarische
wet is:
//de landeigenaar mag niet beschikken over sawah, tuin
//of bouwgrond aangelegd of in erfpacht verkregen door een
//opgezetene, anders dan bij minnelijke schikking' (art. 21.)
Maar even stellig als de landheer do rechten moet eerbie
digen van den erfpachter, evenzeer is deze gehouden den
landheer te geven wat dos landheers is, op poene van ver-
beurtverklaring van het erfpachtsrecht, zoo daarvoor termen
gevonden worden, ter beslissing aan de plaatselijke autori
teit (art. 5) en wat voor den erfpachter de gevolgen zijn van
nalatigheid of onwil in het praesteeren van den verplichten
persoonlijken dienst, daarover is kortelings beslist bij arrest
van het Hoog Gerechtshof van 6 Maart jl. Volgens dat
arrest is de verplichting van de opgezetenentot het praes
teeren van heerendienst, van publiek rechterlijken nard. De
politierechter is bevoegd, om bij niet voldoening aan die ver
plichting, recht te spreken. Iedere andere rechter, speciaal
de burgerlijke, is in zaken als deze onbevoegd.
Met deze korte vermelding van den aard van het grond
bezit ook buiten de Gouvernementslanden meenen wij den
agrarischen toestand van Java voldoende te hebben toege
licht. Hoofdzaak was daarbij uit den aard der zaak het
grondbezit in de Gouvernementslanden. Tot een juister
begrip daarvan geven we onderstaande tabellen ten beste, van