35
HET KADASTER IN DUITSCHLAND.
II.
Voor de toepassing van het grondboekrecht moet aan
twee rechtsobjecten in onderling verband volledige open
baarheid gegeven worden, nl. aan de rechtspersoon
die als houder van een zakelijk recht optreedt, en aan
het grondstuk, waarover het zich uitstrekt. Beide
moeten door vormelijke omschrijving zoodanig aange
duid wordendat zij geïdentificeerd zijn voor een ieder,
ook zonder de uitwendige kenmerken te kennen of te
onderzoeken.
In de vorige aflevering gaven we beknopt aanhoe
aan die voorwaarde ten aanzien der personen door het
grondboekstelsel wordt voldaandoch het identificeeren
van den houder van een grondstuk zou weinig betee-
kenenzonder een openbaar verband tusschen dezen
en het betrokken grondstukzonder tevens het beginsel
der specialiteit te verwezenlijken door een deugdelijke
identificeering der eigendommen.
Dat gevoelde ook de Hannoversche Regeeringzooals
blijkt uit de motieven der wet van 14 December 1884
(Hypotheken)waarin o. a. het volgende voorkomt
"De groote voordeelendie uit het beginsel der spe
cialiteit kunnen voortvloeien zijn onmiskenbaar. De
meeste nieuwere hypotheekwetten hebben daarom ook
dit beginsel tot grondslag genomenen de Kon. Regee-
VERBAND TüSSOHEN HET GRONDBOEK EN HET KADASTER.