49
meetcijfer onjuist is en wat er voor in de plaats zou
moeten gesteld worden. Verder kan het geval zich
voordoendat de in het veldwerk tengevolge eener fout
onjuist aangegeven grens bij uitzetting op het terrein
op eene plaats valt, waar zij volgens den toestand van
het terrein onmogeljjk ooit kan gelegen hebben.
»Om in zulke gevallen blijkbaar onrecht te voorko
men zou, voor zoover volgens algemeene rechtsgronden
eene vordering op grond eener dergelijke fout niet reeds
twijfelloos voor ontvankelijk moet gehouden worden,
nog door de vólgende bepaling voorzien kunnen worden
dat de grenzen der perceelen bepaald worden door
de kaart en de meting, die er aan ten grondslag ligt,
tenzij uit de meting overtuigend kan worden aangetoond,
dat er bljjkbaar een fout bestaat, zonder dat deze uit
de innerlijke samenhang der meting met zekerheid kan
worden opgespoord en verwijderd".
De bezwarenwelke uit mogelijke fouten in de meting
kunnen voortvloeiengaven in Saxen-Weimar reeds
eene halve eeuw geleden aanleiding tot voorschriften in
de »Wet van 12 Maart 1839 op de kaarten, het grond
boek en het kadaster, hunne bewijskracht en afkondiging".
De voornaamste bepalingen zijn de volgende: (J. S.
blz. 462 v. v.)
»Na afloop van den bepaalden termijn (zes maanden)
voor reclames en het instellen van rechtsvorderingen
tegen den inhoud der kaarten, het grondboek en het
kadaster wordt de inhoud dezer documenten met be
trekking tot de oppervlakten en grensliniën geacht te
zijn goedgekeurd en tegen iedere verjaring gevrijwaard.
»De bewering, dat de kaart onjuist is en niet over-
Tijdschrift Kadaster 1885 4