62 beslistmaar bij ontstentenis van titelwelke zijn dan de teekens, die allen twijfel doen wijken? Art 712 van het B. W. geeft daarvan een voorbeeld, dat vrij als een algemeen voorbeeld kan aangemerkt worden. Een ander teeken van niet gemeenschap be staat daarindat er zich achter eene heggeop een afstand, bij plaatselijke gebruiken of bij ontstentenis daarvan bij de wet bepaald, erkende hoeksteenen be vinden in welk geval de hegge insgelijks moet geacht worden te behooren bij bet erf, waarop de hegge ge plant is, want in dat geval vormen de hoeksteenen de grensscheiding tusschen de erven. Is nu door titel of bezit bewezenof bestaan er teekensdat de hegge niet gemeen is, zonder dat echter afscheiding door grenssteenen aanwezig is, hoe groot is dan de afstand tusschen de haag en de grens van het perceel? Bij art 713 van het B. W. is bepaald, dat slechts bij ontstentenis van bijzondere reglementen of van vaste en erkende gebruiken heggen op een afstand van 0,5 meter van de scheidslinie mogen geplant worden. Het bestaan dier reglementen of gebruiken wordt dus door den wetgever vermoed en het is van groot belang voor den landmeterdat hij wetewaar zulke gebruiken bestaan en welke het zijn. Hij loopt anders gevaar om abuizen in de meting te begaanten minste als er geene grenssteenen aanwezig zijn. Wanneer dus regle menten en vaste of erkende plaatselijke gebruiken be staan die den afstand bepalenwaarop niet gemeene heggen van de scheidslinie mogen of moeten geplant wordendan dient men zich bij het opmeten van per- ceelen, door heggen omheind, daarnaar te regelen, tenzij

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1885 | | pagina 66