UI argumenten luistert, dan naar beslissingen van wie ook. Ge begint met het ontstaan van foutieve tenaam stellingen voornamelijk toe te schrijven aan de notariëele akten. Want, zoo zegt ge, het aantal onderhandsche akten is thans reeds gering. Kunt ge dit in waarheid meenen, gij die nog zeer onlangs met mij bij Z.E. den Minister van Justitie hebt aangedrongen op maatregelen tot beteugeling der zaakwaarnemerij Ik geloof het niet; mij dunkt uwe praktijk leert u wat anders; de mijne mij zeker. Vervolgens zegt gij, dat onjuiste aan duiding der perceelen in memoriën van successie al spoedig door daarop volgende akten van scheiding hunnen hersteld worden. O jamaar als dit nu eens niet gebeurt, als de onverdeeldheid eens jaren lang blijft voortduren Dan wordt de fout niet hersteld. Ik liet dit voorafgaan ten betooge, dat, al zal er bij geen enkele notariëele akte meer een fout worden be gaan, er toch nog heel wat foutieve tenaamstellingen, fouten in de hypothekaire en kadastrale boekhouding zullen voorkomen, iets waarop wel mag gelet worden bij de beoordeeling der noodmhelyhheid van een maat regel, als die door u gewenscht werd. In den bestaanden toestand achtte ik het voor de zuiverheid der boekhouding voldoende, als de bestaande bepalingen streng werden toegepast. Gij acht dit ontoe reikend en in vele gevallen zelfs onbillijk. Waarom Ik geloof dat ik de reden mag vinden in hetgeen gij even te voren had gezegd, dat »de oorzaak gedeelte lijk ligt in den gebrekkigen toestand van het kadaster". Uw gedachtengang volgende, leid ik daaruit af, dat ge strenge toepassing der bestaande bepalingen onbillijk

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1886 | | pagina 119