vermenigvuldigen wij de drie verg. respectievelijk met Pi q en r a p x b p y c p z d p a, q x b, q y cq q z d, q an r x bn r y clt r z du r dan zal (1) b p a, q 1 (2) p c an r I (3) Cj q b, j r 1 moeten worden. Na subsitutie der waarden van p en q in verg. 3 vindt men de voorwaardelijke verg. aM b Cj a, bn c. Voldoen dus de vergelijkingen aan vorenstaande voorwaarde dan kunnen wij voor p eene willekeurige waarde 1, 2 enz. aannementen einde de coëfficiënten te vinden waarmede de drie vergelijkingen moeten vermenigvuldigd worden om in den vorm der Normaalvergelijkingen over te gaan. G. B. H. de Balbian.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1886 | | pagina 134