129
provincie Groningen en het oostelijk gedeelte van de provincie
Drenthe onderzocht. De eigenaardige terrein-omstandigheden
die zich aldaar voordeden, de aanwezigheid van den Hondsrug-
in een overigens vlak terrein met weinig hooge torens, het
sterk begroeid zijn van het zuidelijk gedeelte van de provincie
Groningen en het daaraan aansluitende gedeelte van Pruisen,
alsmede de slechte communicatiemiddelen daar ter plaatse,
maakten het onderzoek zeer moeielijk en tijdroovend, zoodat
de geheele maand Juli daaraan moest besteed worden.
In het begin van Augustus, toen dit onderzoek was afgeloopen,
kwam de majoor Morsbach, die met de metingen van
Pruisische zijde belast was, in Groningen om de noodige
maatregelen te nemen voor het stellen der heliotropen op de
boven reeds genoemde punten, om daarna met de metingen
in Pilsum een aanvang te maken. Van die gelegenheid werd
gebruik gemaakt om in overleg met hem het net voor de
aansluiting in het pas verkende gedeelte vast te stellen, zooals
hieronder zal worden aangegeven.
Het verdere gedeelte der verkenning ging veel voorspoediger.
De oostelijke grens van ons land zooveel mogelijk volgende,
werd de verkenning geregeld voortgezet tot in het zuiden van
Limburg, alwaar zij in het begin van September ten einde
gebracht werd.
Na afloop der verkenning konden de uiterste punten van de
Nederlandsche driehoeksmeting aan de oostelijke grens als
volgt worden vastgesteld, beginnende in het noorden Horn-
huizen, Uithuizermeden, Finsterwolde, Gieten, Sleen, Uelsen
(op Pruisisch grondgebied)Oldenzaal, Winterswijk, Hetten-
heuvel, Nijmegen, Mil, Venray, Roermond en Ubagsberg. De
drie eerstgenoemde punten zullen direct verbonden worden
met de Pruisische punten Borkum, Pilsum, Leer en Wind-
berg. Bij de lijn Finsterwolde—Windberg zal de directe aan
sluiting eindigen om bij Uelsen wederom hervat te worden.
De zeshoek gevormd door de punten Sleen, Gieten en Finster
wolde op Nederlandsch- en Windberg, Hesepe en Uelsen op