6 bracht op de drie kleursteenen en zoo noodig ook op den zwarten steen (voor de omtrekken, de beschrijving, het hoofd, enz.) Men maakt bijv. de oppervlakte van den steen gevoelig voor licht door eene dunne laag Oost-Indischen inkt, vermengd met gelatine en dubbel chroomzure potaschklemt het glas met het negatief op den steen en laat het licht inwerken. Na fixeering vertoont zich dus de gids als spiegelbeeldwat natuurlijk voor alle af te drukken gravures een vereischte is. De kleursteenen worden daarna met een uiterst dun en volkomen doorschijnend etslaagje bedekt, bestaande uit was, stearine, oplossing van soda en asphalt welke in terpentijn opgelost met een lederen tintrol gelijkmatig over den steen wordt verspreid en na droging gegriseerd. Het laatste geschiedt in de griseermachine en bestaat in het blootleggen van den steen in lijnen op '/s millimeter afstand evenwijdig en in'twee richtingen ongeveer lood recht op elkander getrokken met een stompen diamant die de etslaag doorsnijdt en verdeelt in ruitjes van '/g m.M. zijde, zonder in den steen te snijden. Laat men een verdund zuur op dezen gegriseerden steen inwerken, dan bijt dit langs de getrokken lijnen groefjes. Werd daarna de etslaag in terpentijn opgelost en de groefjes, na te zijn geolied, met kleurinkt ingewreven, dan is het duidelijk, dat een afdruk eene gelijkmatige vlakke tint zou vertoonen, en des te intensiever, naar mate het zuur langer had ingewerkt en de groefjes dieper en breeder had gemaakt. Om nu een der kleursteenen, bijv. die voor het blauw, te vervaardigen, worden vooraf alle gedeelten, die wit moeten blijven of eene andere kleur moeten ontvan-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1886 | | pagina 14