150
den worden: y 350,28 0,00 en x
383,40 0,10; dus beide een centimeter afwijkend
van die in formulier 12 (jaarg. I blz. 191 onderaan)
gevonden. De definitieve azimuths, die in afd. VI
(vergelijk jaarg. I blz. 192) berekend en, voor zooveel
de buitenrichtingen aangaat, in kol. 6 van afd. V over
gebracht worden, wijken dientengevolge ook iets af van
die, in formulier 12 berekend.
Als proef op de geheele vereffening worden de ver
schillen tusschen de vereffende- en de gemeten richtingen
tweeledig berekend, eens, door de wijzigingen <5n, die
de voorloopige azimuths door de correctiën der voor-
loopige coördinaten ondergaan, bij de f te voegen nl.
u f -f- dn voor de buitenrichtingen en u f <5n'
voor de binnenrichtingen (zie form. 4, 7 en 16) wat
in kol. 2 en 3 der afd. V plaats vindt, en eens door
directe afleidingv v P (form. 3) in kol. 7 u
moet dan v zijn, behoudens kleine afwijkingen, ten
gevolge der afronding van de getallen.
Om de v voor de binnenrichtingen af te leiden, zou
men eerst de 'P a o (zie formulier 5) kunnen
berekenen; formulier 10 slaat echter den volgenden weg
in. Stelt men weder o Oo z dan is v v <P
v a o0 zen stel v l (zie kol. 6)
dan vindt men v z X a in kol. 7 link-
sche rij.
Het midden uit de som dezer waarden: z is
gelijk z, daar [v] 0 trekt men dus z (in ons voor
beeld 5") van iedere l a af, dan komen de
v te voorschijn kol. 7 rij rechts).
n