151
Uit [u u] een minimum volgt [u u] [f f] wat
nog als proef op de vereffening kan dienen.
De middelbare fout per richting, nl
m V tA «f- als uitsluitend binnenrichtingen geme
ten zijnm y n[u_u]3 is aan den voet van kol. 5 berekend
op 12". Stelt men het gewicht eener meting, waarvan
de middelbare fout m is, gelijk 1, dan is het gewicht
van y &2 en van x &2 (zie Jordan I p. 80,
Wilski p. 69) en daar de gewichten omgekeerd evenredig
zijn met de quadraten der middelbare fouten, worden
de laatste voor de coördinaten berekend volgens de
formules
My en Mx My V
nl. (zie afd. IV laatste gedeelte): My 2,1 en Mx 2,8
centimeter.
Deze middelbare fouten blijken grooter te zijn, dan
die in de afstanden tot de visierstralen 1,5 centimeter,
jaarg. I blz. 191). Dit was echter te voorzien, daar die
afstanden de kleinst denkbare zijn. De daaruit bere
kende middelbare fout kan als maatstaf voor de nauw
keurigheid vrij gebrekkig zijn, vooral, als een punt door
ongunstige snijdingen bepaald is. Snijden bijvoorbeeld
de visierstralen elkander en de X-as onder zeer scherpe
hoeken, dan zal Mx zeer groot kunnen worden, zonder
dat deze ongunstige bepaling van het punt uit de mid
delbare fout in de afstanden tot de visierstralen blijkt.
Daarentegen geeft het graphisch formulier een aanschou
welijk beeld van de bereikte nauwkeurigheid, vooral, als
men de gewichten bij iedere straal vermeldt.
u, &1