7
gen, die niet uit blauw samengesteld is met een penseel
bedekt met asphalt, in terpentijn opgelost. De elkander
opvolgende tinten, van de lichtste af, worden nu ver
kregen door herhaalde etsing met verdund salpeterzuur,
waarna telkens de lichtere tinten, welke voldoende geëtst
zijn, voor verdere inwerking van het zuur worden ge
vrijwaard, door ze met lithographischen inkt te bedekken.
Voor die opvolgende bedekkingen blijft de gids steeds
als trouwe leidsman dienst doen naast eene tintenschaal,
waarop het aantal en de duur der etsingen voor iedere tint
ook in verband met samengestelde kleuren is aange
geven.
Het asphalt en de lithographische inkt worden na de
etsing met terpentijn en zoo noodig met ether verwijderd,
waarop tot het afdrukken kan worden overgegaan. Eerst
wordt van den blauwen steen het benoodigde aantal af
drukken genomen, en op deze daarna de gele en eindelijk
de roode steen afgedrukt.
Ten einde eene juiste passing der drie kleuren op
iederen afdruk te verkrijgen, dient aan de Topographische
Inrichting een Tileurendruhraamsamengesteld uit twee
afzonderlijke ramen. Het bovenste klemt het af te drukken
papier vast en is daartoe voorzien van kleppen en kleine
pinnen, die gaatjes kleurendrukgaatjes genoemd
in den rand van het papier drukken. Bovendien worden
aan beide zijden van het papier stukjes dun koper ge
plakt, om het uitscheuren te beletten. Door die gaatjes
is het mogelijk, het papier herhaaldelijk en juist op
dezelfde plaats in het bovenste raam te spannen, zoodat
de afdrukken der drie kleursteenen nauwkeurig in en op
elkander kunnen passen, indien iedere steen juist is