169 zekerheid had, dat nimmer aanslibbing te wachten ware. Wel heeft Prof. S. later, in eene mondelinge mededeeling in de K. A. v. W. een huismiddeltje aan de hand gedaan om zijne manier ook voor het geval van meerdere hoofd driehoeken toe te passen, maar in latere publicatiën daarvan geen melding meer gemaakt. In het Verslag van de zitting der K. A. v. W. van 26 November 1881, leest men: «Het geval doet zich voor, dat men een net van «lagere orde aan vier punten van hoogere orde, die de «hoekpunten van twee driehoeken vormen, moet aan- sluiten. Men zou dan het eene gedeelte van de punten «kunnen aansluiten aan de hoekpunten van een van «genoemde driehoeken en het andere gedeelte aan de «hoekpunten van den tweeden driehoek. Deze wijze van «aansluiting heeft echter het bezwaar, dat daardoor de «hoeken van de driehoeken, die den ketting vormen, «waardoor beide deelen aan elkaar sluiten, betrekkelijk «groote veranderingen ondergaan. Deze veranderingen «kan men echter aanmerkelijk verminderen, door voor «de coördinaten van de hoekpunten dier ketting een «gemiddelde te nemen, bestaande voor 2/3 uitdecoör- «dinaten berekend uit de aansluiting aan den driehoek, «waarbinnen die punten gelegen zijn, en voor 1/3 uit «de aansluiting aan den anderen driehoek". Wat de Hoogleeraar verder aanvoert over eene meer wetenschappelijke manier, die ons langzamerhand brengt tot de elegante algemeene oplossing van Baur1), kun nen wij, even als hij zelf, laten rusten, daar zoomin de 1 Zeitschrift f. Vermw. October 1881.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1886 | | pagina 177