189
volkomen nauwkeurigheid der kaartenacht deze het
bedenkelijk, »dat omtrent de grenzen der perceelen
indien niet binnen den voorgeschreven termijn bezwaren
daartegen in het Grondboek zijn aangeteekend, bij ver
schillen tusschen de eigenarenuitsluitend volgens het
kadastrale plan en de daarvoor verzamelde meetcijfers
wordt beslist."
Bij ons te lande is op dit bezwaar grooten nadruk
gelegd door een practicus, die tevens de rechtsgeleerd
heid met vrucht heeft beoefend, den heer I. Boer Hz.,
landmeter van het kadaster en candidaat notaris, die
in de Economist van Mei, Juni en Juli 1881 zijne
beschouwingen heeft neergelegd omtrent „de beteekenis
en het verband der juridische en technische grondslagen
van een rechtsgeldig kadaster."
Deze merkwaardige verhandeling, waarin over de
kwestie der openbaarheid van den grondeigendom een
nieuw licht wordt geworpen, verdient in vele opzichten
nadere kennismaking en overweging. Ik stel mij
voor daaruit mede te deelen wat op mijn onderwerp
betrekking heeft en daarover mijn oordeel uit te spreken.
De schrijver begint met te herinneren, dat de tegen
woordige rechtsontwikkeling, voor zoover het de zeker
heid der rechten op onroerende goederen betreft, gericht
is op openbaarheid. Die openbaarheid komt onder tweeërlei
vorm voor: die ten aanzien der personen (publiciteit)
en die ten aanzien der goederen (specialiteit.) Het
publiciteits-beginsel wil openbaarheid der zakelijke rech
ten op den grondten aanzien van hunnen aard en de
personen die ze uitoefenen (voornamelijk aangaande
hunne identiteit en handelings bevoegdheid), terwijl de