192
de meening van den heer Gleuns, hiervoor vermeld,
geheel bevestigt. Verbanzoo kunnen we tusschen de
regels lezende verjaring zooveel ge wilt, als ge de
oorspronkelijke grenzen van een perceel niet kunt terug
vinden, als ge dus den bezitter zijn bezit niet zult kunnen
ontnemen, omdat ge niet kunt aantoonendat hij meer
in bezit heeft dan hem toekomt, dan komt diezelfde ver
jaring toch in haar gevolgen door een achterdeurtje
weer binnen. Ghassez le naturelil revient au galop
Tegen deze beschouwingen zal wel niet veel in te
brengen zijn. Er blijkt duidelijk uit dat het maar niet
voldoende is om een positief hypotheekstelsel aan
te nemen, waarbij de verjaring als middel van eigen-
domsverkrijging is uitgesloten, er moet wel aan ge
dacht worden, dat, ook bij dergelijk stelsel, door een
grensverandering een heimelijke overgang kan plaats
hebben, en dus de absolute zekerheid omtrent den
eigendom door een Grondboek nog niet ten volle ver
kregen wordt. Dit in het licht gesteld te hebben is,
naar het mij voorkomt, uit een juridisch oogpunt een
der grootste verdiensten van de aangehaalde verhandeling.
Want daarmede is, ni fallor, den wetgever deze ver
maning toegeroepen: denk er wel aan dat ge wel wette
lijke voorschriften kunt geven, maar dat ge daarmede
geen feitelijke toestanden veranderen of voorkomen kunt,
let er dus op, welke met het oog op die toestanden
uwe voorschriften omtrent de wijzen van eigendoms-
verkrijging moeten zijn, om de rechtszekerheid van den
eigendom te bevorderen.
En als dan de feitelijke toestanden nog steeds even als
vroeger, grensveranderingen toelaten, als de deskundige