201
belang heeft, we in den regel te doen hebben met dat
gedeelte der natie, wier rechtsgevoel nu juist niet in de
eerste plaats er aanspraak op kan maken in de wet
opgenomen te worden. Veelal zullen de grenskwestiën
ontstaan onder het minder beschaafde gedeelte van het
volk, en het is een wijs wetgever die het rechtsgevoel
van dezulken weet te leiden. Er blijft dus ook nog te
onderzoeken of op het standpunt van den wetgever de
invoering van een rechtsgeldig kadaster in den zin als
door den heer Boer bedoeld wordt, aanbeveling verdient.
Het argument dat den heer Boer tot een bevesti
gende beantwoording van deze vraag leidt, is, zou ik
zeggen, saamgevat in de laatste alinea van deze rede
neering die we vinden op bl. 23. »De zichtbare schei
dingen zijn veranderlijk, zij kunnen door de bezitters
verplaatst of door natuurlijke invloeden langzamerhand
verschoven worden. De grenzen van den eigendom
volgen de beweging der zichtbare grenzen (grenzen van
het bezit) met een tijdvak van 30 jaren tusschenruimte
indien ten minste geene exceptiën tegen verjaring aan
wezig zijn. Beide, de grenzen van den eigendom zoowel
als die van het bezit, zijn in voortdurende beweging.
Alleen in het positief stelsel van openbaarheid, dat geene
verjaring erkent en eiken overgang aan openbaarheid
bindt, bestaat deze bewegelijkheid in theorie niet. De
eenige wijze echter om ze ook in praktijk te keeren is de
toepassing van liet principeopenbaarheid der grenzen.
Het wil mij voorkomen dat de schrijver hier twee
woorden vergeten heeft, dat hij had moeten schrijven,
Of van 20 jaar, zie art. 2000 B. W.
Tijdschrift Kadaster 1886.
13*