204 als grond voor den eigendom aannamer geen anderen voldoenden grond aan te geven was. Ik geloof dat zoodanige tegenwerping meer vóór, dan tegen mij getuigt. Of zal hij tegen wien de rei vindi cate is ingesteld door iemanddie geen voldoenden grond voor zijn eigendom heeft aangevoerdde exceptie van verjaring wel noodig hebben? Slechts daar komt die exceptie te pas, waar overigens het recht van den eischer vaststaat. In dit opzicht kunnen de veranderde omstandighe den dus hoogstens wijziging, in den zin van behoud der verja ring als middel van eigendomsverkrijging, gebracht hebben. Die veranderde omstandigheden kunnen evenwel andere gevolgen hebben. Ze kunnen bewerken dat een bezitter onderzoekt of zijn bezit wel gegrond isdat derden na gaan of zij, die als eigenaars met hen willen handelen dat werkelijk zijn en dat zoodanig onderzoek hun de absolute waarheid in dit opzichtdoet kennen. Maar kan dit de verbanning der verjaring rechtvaardigen? Leven we dan in een ideale wereld, waarin iedereen niet alleen verondersteld wordt de wet te kennen, maar die ook werkelijk kent Hij die niet alleen van uit zijn studeervertrek de maatschappij gadeslaat maar in haar midden leeften zich van de handelingen der individuen nauwkeurig rekenschap tracht te geven zal deze laatste vraag zeker ontkennend beantwoorden. Mij althans is het voorgekomen dat de meeste leden van den Staat geheel althans goeddeels onbewust zijn van het geen recht is in dien Staaten daten daarop komt het in casu wel voornamelijk aan meer gehecht wordt aan hetgeen naar het uiterlijke schijnt waar te zijn dan aan datwat werkelijk waar is.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1886 | | pagina 212