212
of bij een hermeting zijn verdwenen of verlegd, zal eene
bloote inzage der kaart niet voldoende zijn om tot eene
juiste conclusie te komen. Dan zal de bewaarder om
eene deugdelijke opgave te kunnen verstrekken, eene
teekening dienen te ontwerpen, waarop behalve de
bestaande perceelen, de grenzen zijn gekaarteerd van
de vroegere belaste perceelen, ten einde op die wijze
te kunnen opsporen of een bepaald nommer werkelijk
ontstond uit een al of niet hypothecair bezwaard nommer.
Men meene niet dat het doel te bereiken zou zijn door
de kaart, bevattende den vroegeren toestand op die van
den nieuwen toestand te leggen, en dan op een
copiëerglas of tegen eene gewone vensterruit na
te gaan of het gevraagde perceel binnen of buiten de
grenzen der belaste nommers valt. Indien bij een
tusschentoestand een grensverlegging plaats had ter
verbetering van de kaart, dan zou het resultaat, op de
bovenstaande eenvoudige wijze gevonden, zeer veel kans
hebben onjuist te zijn.
Bij hermeting van een uitgebreid terrein waarbij
perceelen worden opgenomen uit eene vermenging van
bezwaarde met onbezwaarde nommers ontstaan, is het
zelfs zeer waarschijnlijk dat men, ter bereiking van
deugdelijke resultaten, zich alleen door het uitzetten op
het terrein van de grens der bezwaarde goederen zal
kunnen overtuigen of een bepaald aangewezen perceel
al of niet verbonden is.
De voorbeelden zouden nog met vele andere kunnen
vermeerderd worden; het bovenstaande is echter reeds
voldoende om aan te toonen dat de bewaarder, zonder
de noodige geoefendheid in het gebruik der kadastrale