518 „indeeling aan te wijzen van de perceelen die oor spronkelijk bezwaard werden". „Het laat zich meen ik niet wel verklaren hoe men „aan den bewaarder der hypotheken en van het ka daster de grondige kennis ontzegt van het verband „tusschen de oude en nieuwe kadastrale indeeling ^n „het bij de inschrijving verbonden goed". Misschien zal de heer B o r r e t, na kennisneming der hier uiteengezette toestanden, 't zich beter kunnen verklaren. Eindelijk verklaart de Minister van Justitie in den loop van het debat dat „de boekhouding niet slecht is". Als stelsel is het inderdaad niet slecht, en dit bedoelde de Minister vermoedelijk. Bedoelde Z. E. echter de wijze waarop het stelsel wordt toegepast, dan zal menigeen met haar in gevoelen verschillen. Men wenschte voorts met het oog op deze verklaring van den Minister de belofte uit te lokken dat de maat regel slechts voor ééns zou worden genomen en dat dus art. 1536 B. W. niet op nieuw zou worden buiten werking gesteld. Z. E. scheen echter, niettegenstaande het vertrouwen in het stelsel, deze verklaring niet te durven geven. Dan moet er noodzakelijk iets aan de wijze van uitvoering haperen. Onder de tegenwoordige hypotheekbewaarders zijn er die de tienjarige vernieuwing gaarne op nieuw zouden zien ingevoerd, 't Is te hopen dat deze geheel onnoodige last van de ingezetenen zal blijven afgewend. Dat 't aangenaam zou zijn voor de bewaarders periodiek den steeds weer ontstaanden baaierd der hypothecaire boek houding geordend te zien, laat zich licht verklaren maar het publiek zal er zich wel met alle kracht tegen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1886 | | pagina 226