252
den aanleg der landrente en voor de behandeling van
andere bestuursaangelegenheden. Wel heeft het verleden
jaar reeds besproken Indisch besluit d.d. 6 December
1884 No. 10 in laatstbedoelden arbeid eene niet on
aanzienlijke beperking gebrachtmaar toch blijft het
opmaken der bewuste kaarten en bescheiden in den
eersten tijd nog veel werk vereischen, aangezien daar
mede eerst in 1884 begonnen werd, terwijl de metingen
in de binnenlanden reeds van medio 1879 af dagteekenen.
Een overzicht van het meet- en kantoorwerk gedu
rende 1885 verricht voor de bijhouding der kaarten en
registers van de voormalige kadastraal-statistieke opne
ming (Zie Bijblad op het Indisch Staatsblad No, 3557
en 4042) vindt men in het hierachtervolgend staatje B.
Het voor de bijhouding aangewezen personeel moest
ook in 1886 weder tijdelijk versterkt worden met eenige
mantri's van de kadastrale metingen, en wel in Kadoe
met 4, en in elk der residentiën JaparaBanjoemas en
Bagelen met 1. Deze mantri's waren belast met het
opmeten der grenzen tusschen het staatsdomein en de
gemeentegronden.
In Samarang, Japara en Rembang werd van het hier
bedoelde bijhoudingspersoneel ook partij getrokken voor
het doen opnemen en op de kaarten bijwerken van de
veranderingen in de vischvijvers, waarvan tevens de
oppervlakten berekend werden; in laatstgemeld gewest
ook voor de opmeting enz. der landrenteplichtige gronden.
's Gravenhage, 4 November 1886.
F. DE BAS.
A