263
voelen dat het hier niet gold eene overboeking ten name
van den bezitter, noodig voor de invordering der belasting,
maar eene handeling van het domeinbestuur om te doen
blijken van z ij n wensch om als bezitter te worden aange
merkt dan zal het zeker den Minister welkom zijnnog
even te worden herinnerd aan de omstandigheid dat bij de
vaststelling van de artt. 9 en volgende der wet op de grond
belasting in deze Vergadering, den 28sten Maart 1870, een
geval als zich thans heeft voorgedaan en door mij werd be
sproken reeds werd voorzien en besproken door een geacht
lid dezer Kamer, den heer Begram.
Ik zal de toen gevoerde discussie niet in het breede mede-
deelendoch er slechts eenvoudig den heer Minister naar
verwijzen. Ik zal er voor heden mede volstaanMijnheer
de Voorzitter, om naar aanleiding van het door mij gespro
kene en vooral van hetgeen de Minister z e 1 f in de Me
morie van Antwoord heeft geconstateerdZijne Excellentie
in overweging te geven om toch ook in het vervolg nauw
gezet er tegen te waken, dat niet door den Minister of
door zijne ambtenaren een verkeerd gebruik worde gemaakt
van de dubbele qualiteit van den Ministervan te zijn hoofd
vau het kadaster en hoofd van het domeinbestuur tevens.
Wanneer de Minister dit doet, dan houd ik mij overtuigd
dat erin het vervolg althans, geene gelegenheid meer zal
zijn voor mij of een ander lid dezer Vergadering, om zich
te beklagen over eigendunkelijke handelingen gepleegd ten
nadeele van eigenaren, die als zoodanig sinds de invoe
ring van het kadaster bekend stonden, handelingen
waartegen geen recht van reclame bij de wet is gegeven.
De heer Beoeh, Minister van Financiën: Mijn-
heer de VoorzitterDe geachte afgevaardigde uit Brielle
heeft een belangrijk overzicht gegeven van verschillende
wettelijke bepalingen op de grondbelasting omtrent de me
tingen schattingen en verbeteringen in de tenaamstellingen,