265 Om het verbandik zou haast zeggen den samenhangdie er bestaat tusschen het amendement dat ik met vier geachte medeleden heb voorgesteld op art. 36 en dat hetwelk wij op art. 38 voorgesteld hebben zou ik u beleefd in overwe ging wenschen te gevender Vergadering verlof voor mij te willen verzoeken om die beide amendementen te gelijk te mogen bespreken. Dit zal leiden tot tijdbesparing. De Voorzitter: Ik stel aan de Kamer voor, den heer Goekoop het gevraagde verlof te verleenen. Dienovereenkomstig wordt besloten. De heer Goekoop Ter toelichting der beide amende menten een enkel woord, Mijnheer de Voorzitter! In de laatste jaren, het is der Vergadering bekend, is een en andermaal gewezen op de wenschelijkheid dat het kadaster verbetering onderga. Ik haal slechts ten bewijze daarvoor aan de zitting van 18 December 1885, dus ruim een jaar geleden. Bij die gelegenheid is een debat gevoerd tusschen den heer Minister van Financiën en de heeren Lieptxnck en T. Mackay waarbij dat nog eenmaal weder werd geconstateerd. De groote belangenbetrokken bij een behoorlijk inge richt en goed bijgehouden kadaster, springen zeker ieder in het oog. Het zijn toch geen belangen van een bepaalden tak van dienstdie hierbij zijn betrokken. Neen Mijnheer de Voorzitter, onze gansche maatschappij is betrokken bij een deugdelijk, goed ingericht kadasteren dit vooral na de invoering van het Burgerlijk Wetboek. Het kadaster is in den loop der tijden eene instelling gewordenzoowel belangrijk voor den Staat als voor de eigenaars van perceelen niet minder voor de hypotheekhouders dan voor de belas tingplichtigen. Ik heb in mijne vorige rede reeds gewezen op bepalingen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1886 | | pagina 273