271
noode. Onze poging om het kadaster te verbeteren beschouw
ik door het intrekken van onze amendementen slechts als
uitgesteld. Echter wil ik art 36 niet laten voorbijgaan
zonder met den Minister van gedachten te wisselen over
eene nieuwe regeling door hem voorgesteld. Het betreft
toch hier een principieele quaestie, namelijk die van het
scheppen eener éde klasse van landmeters bij het kadaster.
Wij zien in den toelichtenden staat op art. 36 een voor
beeld van eene nieuwe kunst, hoe namelijk een n i e t-z u i n i g
Minister van Financiën toch zuinig kan zijn; hoe een Mi
nister die zijne ambtgenooten in de gelegenheid stelt mil-
lioenen bij millioenen aan te vragen voor leger en vloot
lager geplaatste ambtenaren in eene slechtere conditie brengt.
Ik wil het hier niet verhelen dat ik eene dusdanige han
delwijze niet kan goedkeuren. Het schijnt tijd te ivorden
daartegen met kracht op te komen. Wij hebben van den
Minister van Justitie gezien hoe licht hij dacht over de
inkomsten van de deurwaarders, waarvan hij met eene pen-
nestreek dezen een groot deel dacht te ontnemen, en nu
wil de Minister van Financiën dienzelfden, naar mijne mee
ning, verkeerden weg volgen. Moet en wil men bezuinigen,
waarom dan ook niet bij de hoogere ambtenaren daarmee
begonnen
Mijnheer de Voorzitter! De zaak is deze. Tot nu toe
waren er drie klassen landmeters bij het kadaster. Werd
een adspirant dus bevorderd tot landmeter, dan werd hij
landmeter van de 3de klasse op een traktement van 1200.
De adspirant-landmeters hebben altijd verkeerd in het denk
beeld datwanneer zij eenmaal landmeters zouden worden
zij in de derde klasse kwamen en dan rekenen konden op
een traktement van 1200. Er zijn er die al acht jaren
dienst hebben als adspirant en als landmeter dienst doen.
//Het is billijk hun den rang van landmeter toe te kennen",
zegt de Minister.
De Minister heeft dan ook medelijden met hun lot, met